Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juni 2025
Heel ons streven of al onze Begeerten volgen uit de noodwendigheid van onzen aard en wel zóó, dat zij òf uit dezen aard zelf als naaste oorzaak verklaard kunnen worden, òf voorzoover wij een deel der Natuur zijn, dat op zichzelf en zonder behulp van andere enkeldingen niet adaequaat begrepen kan worden. Hoofdstuk II.
Geheel adaequaat ofwel duidelijk echter zal niemand dit kunnen begrijpen wanneer hij niet eerst den aard van ons Lichaam adaequaat heeft leeren kennen. Want wat wij tot dusver hebben uiteengezet was van zeer algemeenen aard en betrof den mensch niet méér dan de overige enkeldingen, die immers allen, hoewel in verschillenden graad, bezield zijn.
Voorzoover wij dus de enkeldingen in de Natuur onder dit ééne begrip samenvatten en met elkaar vergelijken en daarbij bevinden dat het eene méér zijn of werkelijkheid heeft dan het andere, zeggen wij ook dat het eene volmaakter is dan het andere.
II. Van de enkeldingen, uit welke het menschelijk Lichaam is samengesteld, zijn sommige vloeibaar, andere week en weer andere tenslotte hard. III. De enkeldingen die het menschelijk Lichaam samenstellen en bijgevolg het menschelijk Lichaam zelf, ondervinden op tal van wijzen inwerking van voorwerpen er buiten.
En aangezien men nu meent dat dit aan alle willingen gemeenschappelijke, of wel deze algemeene voorstelling, een "vermogen" is, valt het allerminst te verwonderen wanneer men beweert dat dit vermogen zich tot in het oneindige buiten de grenzen van het Verstand uitstrekt. Het algemeene toch is zoowel op één ding, als op meerdere en zelfs oneindig veel enkeldingen toepasselijk.
Wanneer meerdere enkeldingen zoodanig samenwerken dat zij allen tezamen oorzaak zijn van een uitwerking, zal ik ze allen in zooverre als één afzonderlijk ding beschouwen. I. Het wezen van den mensch sluit geen noodwendig bestaan in zich; dat wil zeggen: krachtens de orde der Natuur kan het even goed gebeuren dat deze of gene mensch bestaat, als dat hij niet bestaat. II. De mensch denkt.
Voorzoover de menschen Afgunst of eenige andere aandoening van Haat jegens elkaar koesteren, zijn zij elkaars tegenstanders en als zoodanig des te meer te vreezen wijl hun macht grooter is dan die van andere enkeldingen in de Natuur. Hoofdstuk XI. Toch worden harten niet door wapenen, maar door Liefde en Edelmoedigheid verwonnen. Hoofdstuk XII.
Waaruit volgt dit tweede: te weten dat geen enkele definitie een bepaald aantal enkeldingen insluit of uitdrukt, aangezien zij niets anders uitdrukt dan den áárd der bepaalde zaak. Zoo drukt bijvoorbeeld de definitie van een driehoek niets anders uit dan eenvoudig den aard van den driehoek, maar geenszins een zeker aantal driehoeken.
Ten derde moet worden opgemerkt dat er noodzakelijk voor ieder bestaand ding een bepaalde oorzaak moet zijn waardóór het bestaat. Dit vastgesteld hebbende, maken wij de gevolgtrekking dat, wanneer er in de natuur een bepaald aantal enkeldingen bestaat, er ook noodwendig een oorzaak moet zijn waarom juist dìe enkeldingen bestaan en waarom niet meer of minder.
Men moet derhalve met volkomen zekerheid tot het besluit komen dat datgene, van welks soort meerdere enkeldingen bestaan kunnen, ook noodzakelijk een uitwendige oorzaak moet hebben voor dit bestaan. Stelling IX. Hoe meer werkelijkheid of zijn een of ander ding heeft, des te meer attributen komen er aan toe. Bewijs. Dit blijkt uit Def. Stelling X.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek