United States or Tajikistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men moet derhalve met volkomen zekerheid tot het besluit komen dat datgene, van welks soort meerdere enkeldingen bestaan kunnen, ook noodzakelijk een uitwendige oorzaak moet hebben voor dit bestaan. Stelling IX. Hoe meer werkelijkheid of zijn een of ander ding heeft, des te meer attributen komen er aan toe. Bewijs. Dit blijkt uit Def. Stelling X.

Van dingen die niets met elkaar gemeen hebben, kan het eene niet de oorzaak zijn van het andere. Bewijs. Hetgeen te bewijzen was. Stelling IV. Twee of meer verschillende dingen zijn van elkaar onderscheiden òf door een verschil in attributen van substanties òf door een verschil in openbaringen dier substanties. Bewijs. Def. Def. H.t.b.w. Stelling V. Bewijs.

God, of al Gods attributen, zijn eeuwig. Bewijs. Def. St. St. Def. Def. H.t.b.w. Stelling XX. Gods bestaan en Gods wezen zijn één en hetzelfde. Bewijs. Def. Def. H.t.b.w. Gevolg I: Hieruit volgt ten eerste dat Gods bestaan, evenals zijn wezen, een eeuwige waarheid is. Gevolg II: Ten tweede volgt er uit dat God of al Gods attributen onveranderlijk zijn. Stelling XXI. Bewijs. St.

H.t.b.w. Stelling XV. De Begeerte, welke uit ware kennis van goed en kwaad voortspruit, kan door vele andere begeerten, welke ontspruiten uit aandoeningen, waardoor wij worden aangegrepen, gedoofd of getemperd worden. Bewijs. St. VIII v.d. Def. St. St. Def. St. St. V v.d. St. III v.d. St. VII v.d. H.t.b.w. Stelling XVI. Bewijs. Gevolg St. IX v.d.

St. St. VII v.d. H.t.b.w. Gevolg: Van al wat in het bijzondere voorwerp van een of andere voorstelling geschiedt, draagt God kennis alléén voorzoover hij de voorstelling van juist dit voorwerp heeft. Bewijs. St. III v.d. St. VII v.d. H.t.b.w. Stelling X. Bewijs. Het zijn eener substantie immers sluit een noodwendig bestaan in zich. St. Def. Ax. Derhalve enz. H.t.b.w.

Immers al wat wij leeren kennen leidt wederom tot nog volmaakter kennis van het begrijpen. Stelling XXXII. Men kan den wil geen vrije oorzaak heeten, doch alleen een noodzakelijke. Bewijs. St. St. Def. Gevolg I: Hieruit volgt ten eerste, dat God niet werkt krachtens vrijheid van wil. St.

Een voorstelling evenwel kan bestaan zonder dat zulk een andere vorm van denken gegeven is. Stelling I. Het Denken is een attribuut Gods, ofwel God is iets denkends. Bewijs. Gevolg St. Def. H.t.b.w. Opmerking: De waarheid dezer stelling blijkt ook hieruit, dat wij ons inderdaad een denkend oneindig wezen kunnen voorstellen.

Stelling VIII. Elke substantie is noodwendig oneindig. Bewijs. St. St. Het moet dus tot haar wezen behooren òf eindig òf oneindig te bestaan. Echter niet eindig. Def. St. St. Zij bestaat dus oneindig. H.t.b.w.

Evenwel wordt het hier, voor zoover het de voorstelling Gods omvat, als eindig gesteld. Def. St. Dit strijdt tegen het onderstelde. Dit wat het eerste punt betreft. Voorts kan datgene wat uit de noodwendigheid van den aard eens attribuuts aldus voortvloeit, geen beperkten duur hebben.

Def. St. St. Dus kan er buiten God geen andere substantie bestaan noch gedacht worden. H.t.b.w. Def. Ax. Stelling XV. Al wat is, is in God en niets is zonder God bestaanbaar noch denkbaar. Bewijs. St. Def. Def. Ax. Derhalve is niets zonder God bestaanbaar noch denkbaar. H.t.b.w.