Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Misschien ook heeft SUSO persoonlijke betrekkingen aangeknoopt met Nederlandsche geestverwanten, toen hij, evenals ECKHART, van ketterij beschuldigd, in 1335 voor het Provinciaal Kapittel van 's-Hertogenbosch moest terechtstaan .

Zoo is het dan niet vreemd dat in zeker tractaat de leeken gewaarschuwd worden tegen "eggardus sermone"; noch dat ECKHART bij sommigen doorging voor den vader van de kettersche secte der Vrije Geesten; noch dat JAN VAN LEEUWEN, de kok van RUUSBROEC'S klooster Groenendaal, vóór 1355 "een boecxken van meester ECKAERT'S leere" schreef om den meester van dwaling te overtuigen.

Toen ECKHART deze en dergelijke dingen begon te schrijven, was RUUSBROEC nog maar een knaap; met zijne geschriften konden onze voorouders hun godsdienstig gemoedsleven nog niet opbouwen.

De indeeling der zielekrachten bij RUYSBROECK gelijkt op die bij ECKHART; doch beiden kunnen die hebben ontleend aan AUGUSTINUS. De indeeling der zielekrachten in hoogere en lagere komt bij TAULER zoowel als bij RUYSBROECK voor; TAULER legt den nadruk vooral op de begeerte en den toorn, die eveneens bij RUYSBROECK genoemd worden. Maar ook THOMAS AQUINAS geeft deze indeeling.

XXXV p. 274: "ingrediendo caliginem, hoc est ad supersplendidissimae ac prorsus incomprehensibilis Deitatis praefatam notitiam pertingendo per omnem negationem ab ea." Jostes, Meister Eckhart und seine Jünger, 1895, p. 95. Dion. Cart. De contemplatione lib. III art. 5, Opera, t. XLI p. 259. Dion. Cart. De contemplatione, t. XLI p. 269, naar Dion. Areop. Cankara ad Brahmasûtram, 3. 2. 17.

Van meer gewicht is de vraag, in hoever RUYSBROECK'S werk oorspronkelijk mag heeten. Het slot onzer uiteenzetting van zijn stelsel zal sommige lezers reeds getroffen hebben als volkomen overeenstemmend met eene vroeger medegedeelde uiting van ECKHART. En dat is niet het eenige punt van overeenkomst tusschen deze twee meesters.

Men moet bij dergelijke vraagstukken bovendien steeds rekening houden met de mogelijkheid eener gemeenschappelijke bron. Ook hier blijkt de noodzakelijkheid daarvan. Het beeld van Gods natuur dat der menschelijke ziel ingedrukt is, noemt ECKHART den Funken der Seele en RUYSBROECK gebruikt, zij het ook in eenigszins andere beteekenis, de uitdrukking vonke der siele.

Het is vooral Meester ECKHART op wien wij hier het oog moeten richten, want de twee andere groote mystieken der 14de eeuw, SUSO en TAULER, waren beiden zijne leerlingen, al gingen zij ook eigen wegen. Meester ECKHART, "wien God niets verborg," zooals een schrijver van lateren tijd het uitdrukt, was in menig opzicht de grootste en zeker de diepzinnigste der Duitsche mystieken.

Tijdsomstandigheden en taalontwikkeling hadden wel steeds min of meer invloed op de manier van uiting en nadere omschrijving dezer wijsheid; maar hij voor wien de taal niet is een stelsel van verstijfde en in hun vasten omvang algebraisch te bewerken begrippen, doch van levende symbolen zelf, ziet al spoedig in dat hij die ééne wereldwijsheid, welke haar aanvangs-, hoogte- en eindpunt vindt in het zich éénvoelen met God, eenig doel en inhoud der waarachtige mystiek, zoowel verbeeld ziet in de mystische filosofie van een Boeddha, Meester Eckhart of Hegel, als in de dichterlijke erotiek, in de "voortbrenging in het Schoone", van Plato of de aanbidding van het "eeuwig-vrouwelijke" van Dante of Goethe.

Misschien is dat niet overbodig geweest, want in menig later werk heeft hij de slechte priesters en monniken, en zelfs de "princen der heilegher Kerken" niet gespaard . Persoonlijke wrok had zich licht kunnen verbinden met geloofsijver om den geestverwant van ECKHART voor de rechtbank der Inquisiteurs te brengen.

Woord Van De Dag

reichshofen

Anderen Op Zoek