United States or Monaco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den 4den Juni gingen de chauffeurs en mijn waarde collega du Taillis van de Matin, de wagens afhalen van het douanekantoor te Tien-Tsin. Ze lieten de auto's in twee afzonderlijke waggons laden en reisden met denzelfden trein naar Peking. Hier wachtte hen een onaangename verrassing. Gedurende den rit was een van de twee waggons verdwenen.

Cormier, een van de chauffeurs van de Dion-Bouton's, had door Spanje en Hongarije gereisd met auto's van geringe capaciteit; hij was een voorstander van kleine machines voor het tourisme; een auto van acht paardekrachten had hij gezegd is mij voldoende, hij kreeg een van tien. Colignon, de tweede chauffeur van de Dion-Bouton's had ook bewezen een beproefd vakman te zijn in moeilijke ritten.

Voorop reed de groote Mercédes; ik zat in het rijtuig van de machinisten, en Leonida was nog niet weer bij ons. Wij reden zoo snel mogelijk, zonder veel te vorderen, want de weg werd al gauw afschuwelijk. De nacht was stikdonker. Wij verloren het voorste rijtuig uit het oog. De chauffeurs werden bang, en onze lantaarn ging bijna uit.

Ik wilde slechts zeggen, dat een soldaat kenbaar is aan zekeren geestesafwezigen, starren blik. Hiermede is slechts de soldaat binnen-de-kazerne bedoeld; zijn blik is als die van chauffeurs, die van achter hun stuur vreemdstrak in vage verten kunnen staren. Dat is de blik van den afwachtende, voor wien de perspectieven eindeloos, en tegelijk zoo benauwend eng òpdringend zijn.

Toch scheen de entree van mijn dame daar een vage stoornis te hebben verwekt. Het ging er dadelijk iets minder vroolijk toe en een soort beraadslaging onder de kellners werd heimelijk in een hoek gehouden. Eindelijk kwam er één schoorvoetend naar mijn dame toe en vroeg haar, stil-vertrouwelijk: Vous savez, mademoiselle, que vous êtes ici avec les chauffeurs et les femmes de chambre?

O, die schrikkelijke vlaamsche en brabantsche keien! Kinderhoofden! zeggen de hollandsche chauffeurs. Maar wij noemen ze: doodshoofden. Zullen we wel ooit te Brussel geraken! Zal de wagen niet tot splinters uit elkaar vliegen? Wij tellen de dorpen als zooveel lijdensstaties van een folterweg. Hoe is 't Gods mogelijk om in zoo'n land auto te rijden?

Eindelijk zijn we onder weg. De marschorde is de volgende. Eerst de groote Mercédes, dan de kleinere met Leonida en dan de Fiat met de machinisten en de bagage. Zoo zijn wij zeker, dat als we wat krijgen, de chauffeurs ons te hulp kunnen komen. We rijden op russischen grond. Het is zwaar werk. De weg tusschen de dunne boomen is vol steenen met hier en daar onverwachte kuilen.

Buitendien onze drie chauffeurs, Keiler, een Zwitser, Eugène, een Franschman, die niet van de zee hield, en den melancholieken Giorgi, een Roemeen. Zij hadden nog wel eens reden, zich te verbazen dat wij op deze wijze voor ons pleizier reisden.

Elken dag moesten we valiezen in en uitpakken, dekens en shawls oprollen en ontvouwen, als men doodop is van moeheid. De lezer wordt verzocht medelijden met ons te hebben, maar bij onze manier van reizen is het onvermijdelijk. Wij zijn met ons zevenen reizigers en drie chauffeurs. We hebben ieder recht op twee valiezen, ten onrechte handvaliezen genoemd.

De moderne en allerkluchtigste verschijning in dit tooneel is de automobiel van den Shah, want de vorst heeft een stoomautomobiel en twee fransche chauffeurs. Waarvoor gebruikt hij zijn auto?