United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er zou misschien een twist uit ontstaan, en twisten mogen wij niet; ik zal u dus zeggen, waarom Rémi en Carrory het brood zouden gehad hebben.

Gedurende het uitpompen van het water hoorden wij eensklaps een oorverdoovend geraas, een schel gefluit. Het water valt in de mijn, riep Carrory. Het is niet het water, hernam de meester. Wat is het dan? Ik weet het niet; maar het is niet het water.

Hij noemde onze namen: Bergounhoux, Pagès, de schoolmeester, Carrory, Rémi en Gaspard. Gedurende onze redding was dit het vreeselijkste ongeluk voor hen, die boven waren.

Die muts van Carrory was dus onuitputtelijk. Carrory spande alle krachten in om zijn muts te behouden, maar hij moest voor de overmacht zwichten en de muts werd aan den meester overhandigd. Deze verzocht om de lamp en wierp toen een blik tusschen de voering van het hoofddeksel. Hoewel wij niet in een zeer vroolijken toestand waren, werd dit onderzoek met vreugdegejuich begroet.

Dit trachtte ik ook oom Gaspard en den meester aan het verstand te brengen, waarover de een zeer verbaasd scheen terwijl de ander zich beklaagde, dat ik zoo weinig lust gevoelde om mijnwerker te worden. Carrory, dien ik ontmoette, noemde mij een domkop.

Behalve de meester, die zijn gevoel wist te verbergen en Carrory, die niet veel gevoel had, spraken wij niet meer over onze bevrijding, maar slechts de woorden dood en honger kwamen over onze lippen. Gij hebt mooi praten, meester, de tonnen kunnen nooit genoeg water ophalen. Ik heb het u al wel twintigmaal voorgerekend; een weinig geduld nog. Dat rekenen zal er ons niet uitredden.

Die muts bevatte: een pijp, tabak, een sleutel, een stukje worst, een perzikpit waarvan een fluitje was gemaakt, afgekloven schapecoteletten, drie versche noten en een ui. Zij was dus provisiekast en kleedingstuk tevens. Het brood en de worst zullen we tusschen Rémi en u verdeelen. Maar ik heb honger, hernam Carrory op smeekenden toon; ik heb nu reeds honger.

De moeilijke houding, waarin wij verplicht waren op den uitgehouwen bodem te blijven staan, werd hoe langer hoe afmattender; wij konden ons niet bewegen om onzen strammen leden weder lenigheid te geven en onze hoofdpijn werd erger en hinderlijker. Carrory was het minst aangedaan. De schoolmeester gaf ons brood. Het is niet genoeg, zeide Carrory. Het stukje brood moet langer duren.

O, ik tel niet mede; bovendien ben ik gewoon mij zeer matig te voeden. Dus zou het brood, als ik het gehad had, toch voor mij wezen? vroeg Carrory. Voor u en Rémi. Als ik het niet had willen geven? Dan zou men het u hebben afgenomen; gij hebt immers gezworen te zullen gehoorzamen? Hij bleef geruimen tijd zwijgen; eensklaps haalde hij een snede uit zijn muts te voorschijn. Daar hebt gij een stuk.

Ik vroeg mezelf af, terwijl ik mijn makkers van honger hoorde kermen, of mij niet een zelfde lot beschoren was en of ik op onze kolenbank niet gedood en opgegeten zou worden. Ik was zeker dat de meester en oom Gaspard mij tot het laatst toe zouden verdedigen; maar Pagès, Bergounhoux en Carrory!