United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar 't weer had weinig invloed op Bernard, wèl altijd meer dan hij zich bewust was, maar haast nooit zooveel dat hij 't merkte; hij lette er doorgaans niet op, gewoon als hij was soezende door de straten te gaan en weinig te wandelen voor zijn genoegen. Zijn dagen gingen voorbij als altijd.

En Bernard begreep in-eens niet wat of hij eigenlijk te maken had met die menschen en hun gepraat; wat konden ze hem eigenlijk schelen, er was er geen een bij, dien hij zou kunnen zeggen wat hij voelde; ze zouden er eenvoudig niet naar luisteren....

En Edward zat te luisteren naar André, die ophaalde van vroeger, en allerlei dingen vertelde van menschen die ze kenden, en telkens zei Edward tegen Bernard half-verwijtend: "God! dat heb-je me nog heelemaal niet verteld!" en luisterde dan weer naar André of sloeg zelf aan 't vertellen van beleefde gekke voorvallen en van pikante bizonderheden in 't indische leven en de menschen daar.

Niemand gaf antwoord. Er volgde een stilte met wat gekuch. Truida keek met verdrietig-opgetrokken wenkbrauwen 't raam uit. Bernard vond dat 't gezin er niet amusanter op was geworden in dat jaar van zijn verwaarloozing. Hij was blij toen de meid kwam zeggen dat de koffie klaar was. Aan zoo'n koffietafel, dacht hij, daar heb-je tenminste wat te doen. Maar 't viel ook niet mee.

"Ben je niet doodmoe?" vroeg ze aan Bernard. Er was visite geweest. Natuurlijk! De menschen kwamen voor Edward. 't Was wel jammer dat hij nooit thuis was. Hij begreep toch wel dat er dezer dagen, en vooral 's Zondags, kennissen kwamen om hem te verwelkomen! "We hebben een goddelijke wandeling gemaakt, mama," zei Edward.

Toen liep Bernard langzaam 't station uit en stond buiten, onder den wit-blauwen, zon-doorwaasden hemel, alleen weer. Maar verlicht en aangenaam voelde hij zich niet, wat hij toch had verwacht. Dadelijk drukte hem zijn alleen-zijn en was hij niet vroolijk meer. Hij voelde 't met ergernis, met een heel lichte aanwaaiing van wanhoop.

En zou 't dan zoo kunnen gaan met alle vriendschap, vriendschap die toch óók liefde was?.... Met liefde ook?.... Zou 't altijd zoo gaan misschien, dat menschen als ze 'n poosje samen zijn weer verlangen naar scheiding?.... Er was iets in hem, dat zei, dat 't zoo ging altijd.... Wel triestig was 't!.... Zoo dacht droomerig Bernard achter zijn gewoon opgewekt gepraat om.

Want in de weekdagen, al klaagde ze nooit, al was ze altijd-weer enkel maar dol-blij als Bernard kwam, hij merkte toch dikwijls aan kleinigheden wat ze weer te tobben had gehad met haar moeder.

Met een vloed van tranen en gezang was het opgebloeid in de mystiek der twaalfde eeuw, Sint Bernard bovenal. Men had de godheid bestormd met zijn snikkende aandoening. Om toch maar beter mee te mogen voelen in het goddelijk lijden, had men Christus en den heiligen al de kleuren en vormen opgedrongen, die de fantazie uit het aardsche leven putte.

"Waar gaan we nou naar toe," vroeg de Hagenaar, opgewonden. "Ik ga naar huis 'k ga naar bed," zei Bernard, stroef. "Jasses!" riep André, "wordt jij weer vervelend?" Maar Bernard gaf 'm geen antwoord. "Ga je mee," vroeg hij aan zijn Leidschen vrind, "of willen we nog ergens anders gaan zitten?" De Leidenaar keek een beetje verlegen voor zich en antwoordde niet dadelijk.