Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
Maar Lize klampte hem weer aan. "Maar, meneer Bandt, hoe vindt u dat nou: meneer van der Hoeven beweert dat Mimi van Keppel rood haar heeft." "Wel nee!" zei Bernard, "'t is rossigblond, niet rood! Rood is heel anders." "Nou! dat zeg ik ook!.... hoort u 't, meneer van der Hoeven!" En Bernard's gedachten in eens weer naar Mimi. Hij zag haar weer zitten. Hij vond haar profiel heel mooi.
Op Heer Bernard's verzoek om hem dien stoutmoedigen vreemdeling eens nader te beschrijven, gaf hij ten antwoord, dat de ridder voorzien was van een wit schild en dat hij op zijn helm eene roode mouw droeg, met paarlen bezet. Bij het hooren van deze woorden slaakte Elaine, die vol spanning had zitten luisteren naar hetgeen Heer Walewein verhaalde, een kreet van verrassing.
Toen ze dat merkte lette ze niet meer op André, maar deed al maar haar best Bernard's blikken aan zich te trekken, door lichaamswendingen en lachjes. Eindelijk kwam het slotfiguur, de grand' chaine.
Heelemaal weg was nu uit Bernard's hoofd 't somber-cynisch gedenk. Hij voelde zich gaan, hoog en trotsch als een eenzame ridder, blijmoedig als een die sterven gaat voor zijn ideaal. En nu kon hij ook weer vriendelijk zijn en vriendschappelijk. Toen ze op zijn kamer waren was hij weer heelemaal gewoon: hartelijk en joviaal.
Keurig, als paardjes in een circus, op de uitgegilde bevelen van een gerokten meneer op een stoel, liepen de dansende dames en heeren om in hun quadrille-kringen, elkander tegemoet; vormelijk bogen de bovenlijven en passief gleden de gehandschoende handen in elkaar. En telkens lag ook Mimi's hand een oogenblik in Bernard's hand.
En zijn vrind, daar blijkbaar blij om, was ook weer als 's morgens aan de koffietafel. Ze voelden wel allebei dat er wat tusschen hen was, maar ze negeerden dat. Ze dronken samen nog een droog cognacje, intiem pratend over kleinigheden, en toen werd 't bed van den student opgemaakt op Bernard's kanapee. Onder 't uitkleeden stierf hun gesprek van zelf uit. 't Was laat, ze waren moe.
Wanneer HADEWYCH in een harer gedichten onderscheid maakt tusschen hen die God dienen uit vrees en hen die Hem dienen uit liefde en deze beide soorten tegenover elkander stelt als "knechten" en "zonen", dan schijnt haar daarbij eene plaats uit een van SINT BERNARD'S brieven voor den geest te staan .
"Devotio est quaedam cordis teneritudo, qua quis in pias faciliter resolvitur lacrimas". Men moet God bidden om "den dagelijkschen doop der tranen", zij zijn de vleugelen van het gebed, of naar Sint Bernard's woord de wijn der engelen. En in tegenwoordigheid van anderen moet men de teekenen van een buitengewone geestelijke devotie naar vermogen vermijden.
Alleen 't jongste-bediendetje fluisterde soms, stil ginnegappend, met een van de aankomenden en nu en dan brak Bernard's stem de stilte met een korte vraag of een rustig bevel.
"Nee!.... God, kerel!.... Neem me niet kwalijk!.... ik wist niet dat je 't zoo ernstig meende.... Maar waarachtig.... dan wil ik je toch zeggen: 't is niet goed!.... 't is niet gezond, geloof me!" En toen begon hij een ernstig betoog, met veel geleerde termen, over de ongezondheid van Bernard's onthouding. Hij sprak vrindelijk-geduldig en met overtuiging, autoriteiten aanhalend.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek