Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 mei 2025
Hoe men heeft beproefd, te dezen opzichte in de behoefte te voorzien, is aan de Heeren grootendeels bekend, inzonderheid aan den Heer Van Castricum, door zijne betrekking als Lid der Admiraliteit?" "Wellicht weet de Heer Bentinck niet, dat ik met Mei als zoodanig ben afgetreden," zegt Geelvinck.
Bentinck, die zijne bekomst heeft van het schokken en hossen in de toeslede, en niet bevreesd is, dat nu, bij donkeren nacht, hem iemand herkennen zal, verkiest zich te voet naar den Overtoom te begeven, waar de karos hem wacht, die hem naar Honselaarsdijk bij den Prins zal brengen. Hij neemt afscheid van de Burgemeesters en vertrekt, met De Wildt, die hem tot buiten de poort vergezellen zal.
Elders weêr nevens Ool-Bekkink, Klein-Bentinck, Klein-Budding, Olde-Dubbelink, Klein-Starink en Klein-Ubbink de enkelvoudige namen Bekkink, Bentinck, Buddingh, Dubbelink, Starink en Ubbink. Dubbelink, in Friesland als Dubblinga voorkomende, is een patronymikon, waar van de oorspronkelike mansvóórnaam niet zoo gemakkelik aan te wyzen is.
"Het zal," herneemt Bentinck, "aan de Heeren bekend zijn, dat het commando over de vloot bij instructie van 22 Mei j.l. is opgedragen aan den Luitenant-Admiraal Evertsen, volgens welke instructie zij alleen moet dienen, om onzen handel te beschermen en inzonderheid te waken tegen de Algerijnen; en in zooverre heeft zij dan ook aan den last voldaan, als reeds, volgens de laatste berichten, de retourvloot behouden voor Texel is aangekomen."
Noem ik hem dus ook Bentinck, en stel ik hem onder dien naam aan den lezer voor, ik meen daarmede geen te groote zonde tegen de waarheid te begaan. Hij wordt in het manuscript van de heeren Calkoen beschreven, als een jongen man van »ene hoge gestalte, en een so innement voorkomen, dat sijn Gesigt alleen voldoende was hem te doen beminnen."
Nu echter voltooide Bentinck zijn werk: zestien dagen en zestien nachten week hij niet van de sponde des lijders, en de Prins getuigde na zijn herstel, niet te weten of Bentinck al dien tijd geslapen had of niet, maar wel, dat hij nooit zijn naam genoemd had, zonder altijd een vaardig antwoord van hem te hebben gekregen.
In dat zelfde koor, waar thans door landgenoot en vreemdeling de graftombe van De Ruyter met eerbied beschouwd wordt, zien wij ook aan een der zijwanden een ander gedenkteeken ophangen ter nagedachtenis van Wolter Jan Baron Bentinck, een der helden van de Doggersbank en aan de gevolgen eener daar bekomen wond op 24 Augustus 1781 overleden; ook hij in een strijd, meer bijzonder door 't belang van den handel uitgelokt en tot bescherming van dat belang gevoerd.
"Wij zullen," zegt Witsen, "dan wachten tot wij officieel worden uitgenoodigd, de Vroedschap te raadplegen, en dan wil ik den Heer Bentinck gaarne ons voornemen mededeelen, 't welk strekken zal te verklaren, dat, zoo de Prins volhardt in zijn plan, wij het betamelijk achten dat de Regeering hem ondersteune, mits men met de Engelsche Natie op een goeden voet blijve, en, zoo mogelijk, worde schadeloos gesteld voor de opofferingen, ten haren behoeve gedaan.
"Ik dank den Heer Witsen voor zijne rondborstigheid," zegt Bentinck; "doch hij zal mij wel willen toegeven, dat een iegelijk onverstandig handelt, die, als hij zijn vertrouwen iemand schenkt, hem zijne geheimen maar ten halve mededeelt: en dewijl nu de Heeren van den aanvang af door Z. Hoogheid zijn geraadpleegd geworden, geboden plicht en noodzakelijkheid, dat zij niet onkundig bleven van den tegenwoordigen stand der zaak.
En nu, mijne Heeren! het avondmaal wacht: de Heer Bentinck zal niet weigeren het geringe voor lief te nemen en voor eene wijl, aan mijn disch, met ons, alle staatszorgen en politieke quaestiën aan eene zijde te stellen en ons 't een en ander te vertellen van het merkwaardige, dat hij op zijne reizen bespeurd heeft. Hij is toch een Ulysses mores hominum qui vidit et urbes
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek