Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juli 2025
Belcolore hernam: Zaterdag moest ik naar Florence gaan om wol terug te brengen, die ik gesponnen heb en mijn spinnewiel te laten herstellen en als gij mij vijf lire leent, die gij wel hebt, zal ik van den woekeraar mijn donkerpaarsen rok en mijn leeren ceintuur voor de feestdagen terughalen, die ik bij mijn huwelijk meebracht, en waarmee ik naar de kerk en overal heen kan en zoo zal ik altijd kunnen doen, wat gij wilt.
Ah zoo, zei Belcolore, God helpe mij; ik zou het nooit geloofd hebben, maar geef hem mij maar. Mijnheer de priester, die den boog gespannen had, trok het koorkleed uit, gaf het haar en zij, na het te hebben onderzocht, zeide: Sere, laat ons in de schuur gaan, want daar komt nooit iemand.
Gulfardo vertrok en de donna bleef in de klem achter en gaf aan haar man den gemeenen prijs van haar slechtheid en zoo maakte de sluwe minnaar zich vroolijk over zijn gierige donna zonder kosten. Tweede Vertelling. De pastoor van Varlungo slaapt met monna Belcolore laat haar zijn koorkleed tot pand en leent van haar een vijzel.
De pastoor antwoordde: Dat God mij een goed jaar geeft; ik heb ze niet bij mij, maar eer het Zaterdag is, zal ik maken, dat gij ze bezit. Ja, zeide Belcolore zoo doet gij allen groote beloften en houdt er geen een. Denkt gij met mij te handelen als Biliuzza, die met leege handen thuis kwam? Bij God, dat zult gij niet doen want zij is daarna publieke vrouw geworden.
Hij zette den vijzel op den grond en deed de boodschap. Toen Belcolore hoorde, dat het kleed werd teruggevraagd, wilde zij antwoorden, maar Bentivegna zeide met een boos gezicht: Gij vraagt dus een pand aan mijnheer de pastoor?
Belcolore stond grommend op, ging naar haar linnenkist onder het bed, trok het kleed er uit, gaf het aan den klerk en sprak: Gij zult aldus namens mij tot den heer pastoor spreken: Belcolore zegt, dat zij God bidt, dat gij nooit meer met haar vijzel saus zult maken, omdat gij haar daarmee geen groote eer hebt bewezen.
Toen het uur van het ontbijt was aangebroken, riep de pastoor, die onderstelde, dat Bentivegna del Mazzo en Belcolore aten, zijn klerk en sprak tot hem: Neem dien vijzel en breng dien terug bij Belcolore en zeg, dat sere haar wel bedankt en dat gij haar het kleed terugvraagt, dat de jongen haar tot pand liet. De klerk ging naar het huis van Belcolore, en vond haar met Bentivegna aan tafel.
En nadat hij was doorgestapt, maakte hij niet halt, voor hij bij haar was binnen getreden en sprak: God behoede ons; wie is daar? Belcolore, die op den zolder was gegaan en hem hoorde, zeide: O sere, gij zijt welkom; waarom dwaalt gij zoo door de hitte? De priester antwoordde: Als God wil, zal ik een poosje bij u blijven; uw man is naar de stad gegaan.
De priester, die zag, dat zij niet bereid was te doen, wat hij wilde zonder een salvum me fac , terwijl hij het wenschte sine custodia, zeide: gij gelooft dus niet, dat ik ze u zal brengen. Vertrouw mij en ik laat u als pand dezen koorrok van blauw laken. Belcolore hief het gelaat hoog op en zei: Zoo. Die koorrok? En wat is die waard? De pastoor hernam: Wat hij waard is?
Toen voegde de pastoor er aan toe: Wilt gij een paar schoenen of een haar-lint of een mooien wollen doek of wat wilt ge? Belcolore sprak: Dat is wat moois! Dat heb ik allemaal, maar waarom geeft gij mij niet iets anders, dat ik wil en ik zal doen, wat gij wilt. Toen sprak de pastoor: Zeg, wat gij wilt, en ik zal het gaarne doen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek