Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
BASSIANUS. Geloof me, uw donkere Kimmeriër doet Vorstin, uw eer gelijk zijn huid, bevlekt, Zwart en verfoeilijk, afschuwwekkend zijn. Waartoe zijt gij van uw gevolg gescheiden, En afgestegen van uw sneeuwwit ros, En afgedwaald naar deze duist're plek, Van een barbaarschen Moor alleen verzeld, Zoo booze lust u hier niet heeft gebracht?
Ik lokte uw broeders naar 't bedrieglijk hol, Waarin het lijk van Bassianus lag; Ik schreef den brief, dien toen uw vader vond; Verborg, met Tamora en haar twee zoons Verbonden, 't goud, dat in den brief vermeld was. Ja, was er iets, dat gij bejamm'ren moet, Waar ik de hand niet in had, u tot onheil?
TITUS. Ik weet niet, Marcus, maar ik weet, zij is 't, Door list of hoe, dit moog' de hemel weten. Moet zij den man niet dankbaar zijn, die haar Zoo verre bracht naar hier tot zulk een heil? Ja, en zij zal wis vorst'lijk hem beloonen. SATURNINUS. Zoo, Bassianus, hebt ge uw prijs erlangd; God geve u vreugd, man, met uw eed'le bruid. BASSIANUS. En u met de uwe, vorst!
TITUS. Veel goede morgens, uwe majesteit; Vorstin, ook u recht vele en even goede: Ik zeide een jachtgroet aan uw hoogheid toe. SATURNINUS. En lustig hebt gij dien geblazen, heer, Voor jonggehuwde vrouwtjes zelfs wat vroeg. BASSIANUS. Lavinia, wat zegt gij? LAVINIA. Ik zeg van neen; Klaar wakker was ik reeds twee uur en meer.
Trompetgeschal. De Tribunen en Senatoren verschijnen boven, op het Kapitool; beneden komen op, van de eene zijde, Saturninus en zijn Aanhangers, van de andere, Bassianus en zijn Aanhangers, beiden met trommen en vaandels.
AARON. O Lucius, stil! dit was een liefdedaad, Bij wat gij aanstonds van mij hooren zult. Haar twee zoons waren Bassianus' moord'naars; Zij kapten uwer zuster tong en handen, Zij schonden haar en tooiden haar zoo op. LUCIUS. Onzaal'ge schurk! noemt gij dat opgetooid? AARON. 't Was wasschen, kappen, tooien dus, en 't was Een tooipret voor de twee, die 't stuk volvoerden.
Ik zeg niet meer, En wensch niets minder; en zoo neem ik afscheid. SATURNINUS. Heeft Rome wetten, wij gezag, verrader, U en uw aanhang rouwt dan deze roof. BASSIANUS. Roof noemt gij 't, vorst, als ik het mijne neem, Mijn echte en rechte bruid en thans mijn gade? Doch Rome's wetten mogen dit beslissen. Hoe 't zij, 'k heb wat het mijne is, in bezit.
Onder de bronnen zijn beroemd: Aganippe en Hippocrene, de paardebron, door den hoefslag van Pegasus te voorschijn geroepen. Heliconiades = de Muzen. Heliogabalus of Elagabalus, Heliogabalos. De eigenlijke naam was Varius Avitus Bassianus.
Zij is een vrouw, en daarom wel te vragen; Zij is een vrouw, en daarom wel te winnen; Zij is Lavinia, dus beminnenswaard. Kom, man, meer water loopt den molen langs, Dan ooit de mool'naar weet; en 't is gemakk'lijk Van aangesneden brood een brok te stelen. Zij Bassianus ook des keizers broeder, Vulcanus' tooi heeft beet'ren zelfs gesierd. Ja, even goed als Saturninus zelf.
Als Bassianus zich, twee regels verder, Cæsars zoon noemt, bedenke men, dat alle keizers den naam van Cæsar droegen; hij wil den weg naar het kapitool bezet houden, opdat de Romeinen zich niet aan het eerstgeboorterecht behoefden te onderwerpen, maar vrij konden kiezen; Bassianus meent door zijn verdiensten meer aanspraak te hebben op den troon. Gij groote schutsheer van dit kapitool. Jupiter.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek