Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 mei 2025


In den vleugel zijn de wortelhelft der handpennen, een plek aan den wortel der armpennen, de spits en de binnenvlag der schouderveeren wit; overigens zijn de slagpennen en hare bovendekveeren zwart.

De Goudpluvier, bij Oirschot Tuter en in Friesland Wilster genoemd (Charadrius pluvialis), van het ondergeslacht der Echte Pluvieren (Charadrius), heeft de kruin, den nek, den achterhals, den mantel en den rug zwart, alle veeren met goudgroene randen en topvlekken. Wit zijn het voorhoofd, de wenkbrauwen en de zijden van hals, borst en buik, die met elkander een onafgebroken streep vormen; dezelfde kleur hebben de stuit en de onderdekveeren van den staart. De handpennen zijn dofbruin, de armpennen op zwarten grond met goudgroene dwarsstrepen, de onderdekveeren van den vleugel wit, bij de vleugelbocht met bruinachtige teekening, de okselveeren zuiver wit, de staartveeren op bruinzwarten grond met 7

De bovenzijde is vaal olijfgroen; de rand van het voorhoofd en een streep boven de oogen zijn lichter van kleur; de veeren van den bovenkop zijn geel, die van de kruin lang en schel oranjekleurig, aan weerszijden door een groote, overlangsche streep begrensd; de onderdeelen zijn roestgeelachtig wit, de slagpennen en de staartvederen olijfbruin, de armpennen hebben aan de binnenzijde een witten rand en achter den geelachtig witten wortel van de buitenvlag een zwarte dwarsstreep, de achterste bovendien een witte vlek aan de spits; de dekveeren van de armpennen en de voorste van de dekveeren der voorafgaande reeks zijn aan de spits met een breeden, geelachtig witten rand versierd, waardoor twee dwarsbanden ontstaan.

De veeren hebben een fraaie, kastanjebruine kleur; de teekening bestaat op de bovendeelen uit zeer onduidelijke stippels, op mantel, schouders en armpennen uit donkere dwarslijnen, op de onderzijde, de vleugels en de bovendekveeren van den staart uit duidelijke, lancetvormige, geelachtig witte vlekken op het midden van de schaft; deze worden op de middelste bovendekveeren van den vleugel en aan den buitenrand van de beide eerste armpennen grooter en nemen een meer droppelvormige gedaante aan.

De Hoenderen (Galliformes), die onder de Hoendervogels den hoogsten rang innemen, zijn krachtig en zelfs plomp gebouwd; zij hebben korte vleugels, stevige pooten en een rijk voorzien vederenkleed. Met den gedrongen, korten en hoogborstigen romp is door een korten, hoogstens middelmatig langen hals een kleine kop verbonden. De snavel, die zeer verschillende vormen kan hebben, is in den regel kort, nauwelijks half zoo lang als de kop, soms echter veel langer, bijna even lang als de kop. In 't eerstgenoemde geval is hij breed en hoog, meer of minder sterk gewelfd en aan de spits haakvormig benedenwaarts gebogen, minstens tot een bollen hoornnagel uitgetrokken, het achterste deel meestal met veeren bekleed, waartusschen zich een smalle, vliezige schub bevindt, die het neusgat bedekt; soms dringt deze tusschen de veeren van het voorhoofd door; bij uitzondering is zij met een washuid overdekt. De pooten, de belangrijkste bewegingsorganen van de Hoenderen, zijn steeds zeer krachtig gebouwd, meestal middelmatig hoog; de teenen zijn lang en met korte nagels voorzien. Aan den poot komen krachtige spieren voor; het scheenbeen is, evenals het dijbeen, door een dikke vleeschmassa omgeven; de loop is dik, de voet soms meer, soms minder sterk ontwikkeld. In den regel zijn alle vier teenen aanwezig; soms echter is van den achterteen niets anders zichtbaar dan de nagel; deze ontbreekt slechts zelden. Bij de Hoenderen, welke op den grond leven, is de achterteen (die steeds hooger aangehecht is dan de voorteenen) klein, bij de Boomhoenderen daarentegen tamelijk groot; bij één groep zijn de teenen buitengewoon sterk ontwikkeld. De klauwen, die bij enkele soorten op bepaalde tijden afgeworpen en door nieuwe vervangen worden, zijn meestal kort, breed en stomp, soms echter lang en smal, altijd echter weinig gebogen. De vleugel is in den regel kort (in dit geval sterk, schildvormig gewelfd), bij uitzondering echter zeer lang; het aantal handpennen bedraagt 10 of 11, dat der armpennen 12

De bovendeelen, de teugels, de vleugels en de staart zijn blauwachtig zwart, de onderdeelen roestgeelachtig, de zijden roestroodachtig; wit zijn het voorhoofd en een wenkbrauwstreep, de schouders, de keel en de staartwortel, het wortelgedeelte der handpennen, een smalle eindzoom van armpennen en van de kleine dekveeren van de hand; de zes middelste staartpennen zijn geheel zwart, de buitenste zuiver wit met zwarte schaft, de overige wit en zwart.

Bates vond eens twee kleine Vinken met draden ontwikkeld in een spinneweb: de Kolibries zijn niet zoo onhandig, zij kennen dit gevaar en weten het te vermijden. De vleugels zijn smal en wegens de gekromde slagpennen sabelvormig gebogen. Van de 10 handpennen is de eerste de langste of bij eenige soorten slechts weinig korter dan de tweede; het aantal armpennen bedraagt 7 of 8.

Onze Scharrelaar (Coracias garrula) gelijkt het meest op het zooeven geschetste beeld van de familie. Zijn vederenkleed is prachtig. De kop, de hals, de onderdeelen en de dekveeren van de vleugels zijn zacht hemelsblauw met groenachtigen tint, de kleine dekveeren langs den voorarm, de staartwortel en de bovendekveeren van den staart donker ultramarijnblauw, de mantel- en schouderveeren benevens de achterste armpennen kaneelbruin, de handpennen zwart, aan den wortel hemelsblauw, de armpennen zwart met donkerblauwen weerschijn, hemelsblauw op de wortelhelft van de buitenvlag, de geheele vleugel van onderen gezien donkerblauw, de beide middelste staartveeren vuil bruinachtig grijs, de overige dof hemelsblauw. Totale lengte 30

Aan het handgedeelte van den vleugel komen gewoonlijk 10 handpennen of slagpennen van den eersten rang voor; het aantal armpennen of slagpennen van den tweeden rang is echter zeer verschillend. De kleine pennetjes aan den duim vormen te zamen den duimvleugel. De staart bestaat in den regel uit 12 stuurpennen, zelden zijn er minder, dikwijls meer.

Het vederenkleed is op de bovendeelen donkerzwart, op den onderhals dofzwart, op de overige onderdeelen wit; de handpennen en stuurpennen zijn zwart; de armpennen hebben aan de spits een breeden, witten zoom. Het oog is donkerbruin, de snavel dofzwart, de voet blauwachtig zwart. In het winterkleed is ook de keel witachtig en de hals donkergrijs. Totale lengte 25, staartlengte 3 cM.

Woord Van De Dag

fabelland

Anderen Op Zoek