United States or Syria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij lag te bed, met open ramen in die rijke heerlijkheid, als om in eens ver-weg te kunnen zweven naar het goddelijk, onbekende oord, waar zij sereen-gelukkig op haar wachtten. Haar kinderen en kleinkinderen stonden om haar heen, doch niemand weende. Zij zagen het geluk van de verlossing op haar kalm gelaat.

Hij had niet kunnen huilen, zoo was zijn gevoel verbijsterd en als verhard door die maanden vooruit geweten en toch zoo plotselinge scheiding, en maanden ook had 't geduurd voor 't bewustzijn heelemaal in hem gedrongen was, ook in zijn halve-gedachten, zijn droom-gedachten, dat Edward, zijn vrind, ver-weg was. Ze waren elkaar natuurlijk blijven schrijven....

Maar toen Louis haar 's avonds kwam halen om naar de comedie te gaan de heele familie stond al klaar, stond handschoenen aan te trekken beneden in de voorkamer, toen hij binnengekomen was, in zijn rok, haar met z'n ijdelen glimlach een nieuwe bouquet aangeboden had en daarop, met een luchtig lachje, alsof het zoo niets van beteekenis was, vertelde dat Paul weer in-eens was vertrokken..., toen had ze een oogenblik, alsof alles wat om haar was van haar af-ging, ver-weg, of het licht, wegkrimpend, verdween, of ze heel alleen stond, op een dorre vlakte, in bijna duister, zonder hoop, zonder eenige verwachting, zonder toekomst-hoe-dan-ook.... Ze wou vragen: waarom?... Ze deed ook den mond wel open, maar haar keel liet geen klanken door.... Papa en Marietje deden het, vroegen met ijver, nieuwsgierigen aandrang.

'n Ander, dacht hij, zou niet weten wat hij deed van halfdronken blijdschap, als zijn beste vrind terug was gekomen, na jaren van ver-weg zijn, maar ik zit dadelijk weer te tobben, ik akelige, ontevreden egoïst!.... Maar toch was er niets aan te doen, zijn stemming werd ál triestiger; zittend aan zijn schrijftafel bij 't raam van zijn kantoor voelde hij de vervelende zaken-beslommeringen met overstelpende massa's opgestapeld rond zijn lijf, en de straatgeluiden vielen loom-somber in zijn zwaar-zorgend hoofd.

En toen hij haar nu had zien binnenkomen, in die omruisching van witte zij, oranjebloesem in het donkere haar, toen werd hij door een groote ontroering als verlamd en verkild van 't hoofd tot de voeten, en dadelijk daarop begonnen zijn hoofd en zijn polsen te gloeien, te kloppen.... Willoos reageerend op de woorden van Louis, kuste hij haar.... Maar dat was niets ... ver-weg, onwezenlijk....

Ze stoven ineens uit elkaar, naar alle windstreken heen, almaar voort in overijlden en struikeligen draf, tot ze ver-weg in een stofwolk verdwenen. Een uur later vond hij in een ravijn een dollen stier, die, met dreigende horens, den hoef in het zand schraapte. Juliaan wierp hem de speer in de halskwab. De speer versplinterde, alsof het dier van brons was.

Er werden een paar flesschen gebracht door een oudachtige burgervrouw met grijzig flodderhaar en een gelig wreed-strak gezicht, en de kurken knalden dof; veel glazen werden ingeschonken. Ook voor hem zag hij een glas staan ergens ver-weg, op een tafeltje. Gauw daarna zag hij Edward weggaan met die meid en zij keek nog even om naar een van de anderen en grijnsde met bestiale vergenoegdheid.

In dat huis waren toen ook die vreeslijke dagen gekomen storm-dagen met grauwe kou waar hij zoo dikwijls aan denken moest.... Negen jaar was hij toen.... Papa was weer naar "het Zuiden" gegaan ... en, plotseling, was hij daar gestorven..., heel onverwacht-gauw en plotsling ... vèr-weg ... en heel alleen.... Hij had het eerst niet willen gelooven, herhalend, in huilend roepen, dat het niet waar was, dat het zoo in-eens niet kon, zoodat ze 't hem eindlijk hadden moeten laten lezen in een brief.... O! Hij wist het alles nog precies: hoe hij toen had liggen huilen op den grond in de voorkamer, z'n gezicht in den voet van 't gordijn, en 't gevoeld had als een vreeslijke wreedheid en schande, dat zij met hun drieën daar maar geleefd hadden, en gelachen zeker ook wel, terwijl z'n vader ver-weg, alleen, lag te sterven.... Hij had z'n moeder niet durven aanzien, want die was de ergste...; waarom was ze niet meegegaan?... en den vorigen dag nog had ze met tante Marie over papa gefluisterd op een oneerbiedige manier.... Maar zelf had hij toch ook veel schuld, want hij had immers zoo dikwijls in 't geheim verlangd, dat er eens wat gebeuren zou, iets groots, iets waardoor alles anders worden zou.... Daar was het nu!...

Het bleef stil ... en ze zag de muren van haar kamertje.... O! ze begreep nu wel dat ze koorts had.... Zeker kou gevat of zoo iets, dacht ze.... Maar ze kon toch dien angst nog niet van zich afzetten.... Ze bleef recht-op zitten.... En telkens als ze, knikkebollend, bijna was weggedut, was er weer een geluid het ver-weg fluiten van een spoor of boot, roepen of zingen van menschen buiten wat haar wakker hield, opnieuw scherp luisteren deed....

"We kennen best wachten", zei hij. Zij volgde zachjes lachend, alsof ze iets dee wat niet mocht. Buiten tikkel-spette de regen. Hij, de koude handen wrijvend, en geeuwend, leunde tegen 'n zuil, beluistrend het zwak gezoem dat boven en op zij, van wand naar wand gonsde, overal echoën scheen te vinden, overal kwinkjes sloeg van ver-weg kindergeluid. Zij, over hem, keek naar den grond, spelend met 'r éénen schoenveter, die slijknat over 't hout slierde en slappe vocht-figuurtjes trok. In den halfschemer zag-ie 't sterkst haar ooggitten, de zwarte, kluwige wenkbrauwlijn, den lach van onwezenlijkheid. Als ze opkeek, keek ze 'm dwazerig aan, als ze néerkeek had de heele uitdrukking van 't gezichtje 'n doen alsof ze wìst dat ze bekeken werd, 't wel gek vond, wel gek, erreg-mal en plezierig. Zulk een schuilen en aanschieten van lach èn het glimlachend dwalen der oogen onder de broeiing der brauwen was als 'n opwekking, deed z'n oogen begeerend ontleden, de vormen van 'r beenen in 't deukend, slapplooiiend blokjes-goed zoeken. De scheemring gaf 'r een bekoring, zoo als dingen in nacht doen, boomen in nacht, huizen in nacht. Ze was hier niet 't van den rotten sinaasappel vretende, verwaarloosd-mooi jodinnetje noch 't verlegen kamer-schepseltje dat-ie zoo dikwijls op de trappen voorbij was geloopen zij stond in schuiling van schaduw, zwijgend, zonder ruwheid, zonder afstootends ènkel oògen, zwarte oogen onder zwarte brauwen, zwarte oogen in teerbleek vel en tuimelend windsel van wild-krullend haar er om henen. Als ze str