United States or Kosovo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men besteedt aanzienlijke sommen voor de stichting van eene of andere inrichting van dien aard, zonder te bedenken dat reeds verscheidene dergelijke etablissementen, als overtollig, ledig staan. Men wil iets groots, iets dat de aandacht trekt, tot stand brengen, en zijn naam in gouden letteren voor den gevel zien prijken.

In deze Losse Bladen uit het Dagboek van een oud man, zien we hoe de jonge man zich af gaat vragen, wat zal ik, die in mijn tot nu toe vage droomen en aspiraties eigen superioriteit zoo levendig heb beseft, voor groots tot stand brengen? En dan zijn er twee genieën, die hem voor den geest zweven: Napoleon en Rousseau.

Een Grönneger schoefkarre steute mij oet die prakkesaotsie en ik gunk de Heerestraote in, die daor zoo groots op onze Hondsrugge lig, ~onze~ Hondsrugge zeg ik twee maol achter mekaor.

En op de achtergrond het eveneens verlichte lagertje, met zijn witte wagenkappen, waarop door het afwisselend licht en donker de grilligste figuren en schaduwbeelden werden getekend. Het geheel genesteld aan de voet van het zich groots en somber, de sluier van de nacht als doorborend, naar de Hemel verheffend gebergte.

Aan bakboordzijde bespeurde ik mets als het oneindig stille water; aan stuurboord echter zag ik iets zeer groots in de hoogte steken, dat mijn aandacht trok. Men zou gezegd hebben, dat het bouwvallen waren, begraven onder een massa witte schelpen, welke deze als een sneeuwkleed overdekten.

Met zeventigvoudige waardigheid daarentegen wreekt hy zich op z'n andere lyders ... die ook niet genezen, al zyn ze 'r nóg zoo groots op één dokter te hebben met het vaderland.

Ik zou een stal vol Arabische paarden willen hebben, en kamers opgehoopt met boeken, en ik zou willen schrijven uit een betooverden inktkoker, zoodat mijn werken even beroemd werden als Laurie's muziek. Maar voordat ik mijn kasteel betrek, moet ik iets groots doen, iets heldhaftigs of ongeloofelijks, dat na mijn dood niet vergeten zal worden.

Ik erken dat dit er tot-nog-toe weinig naar gelykt. Het sprookje dat er na 1860 in Indie zooveel zou verbeterd zyn, behandelde ik reeds op blz. 344. Geheel afgezien van de indische zaken, is deze waarheid ook op Nederland zelf van volle toepassing. Wil men dit "zelfs" opvatten als sarkasme, my wel! Eenvoudige waarheid is, dat weinig koningen groot genoeg zyn om iets groots naast zich te dulden.

Het taaie vasthouden aan eigen idioom, óok waar het gemeenschappelijke belangen geldt, heeft iets licht-verklaarbaars, ja iets groots, iets edels: het weerspiegelt de volksziel met haar trotsche zelfbewustzijn, dat ook de kleinste der kleinen siert. Slechts vergete men niet, dat in dit zelfbewustzijn kracht en zwakheid liggen beide.

Zoo als het er nu uitziet, eene ruïne, kan men geen oordeel vellen over het paleis van Farah Abad, een van de grootsten, die ik ooit gezien heb. Toch houd ik het er voor, dat het ook vroeger niets groots of monumentaals in zijn voorkomen had: de nog overgebleven koepels zijn te plomp, de muren der galerijen rondom de binnenplaatsen te laag.