United States or Argentina ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wel zeker, daar lag ze-n-als de reiziger uit 's heeren Schrift! 't Was naar en akelig om aantezien. Heel lang heeft ze niet meer geleefd, maar... ze is toch behoorlyk gestorven op 'n kristelyk bed. Want ik heb Koremans onder handen genomen, dat verzeker ik je! Ik zei dat God hem verbryzelen zou, precies zoo als ik de staldeur gedaan had... neen, veel erger nog! En ik zei met 'n zwaren vloek er op dat ik bord noch beker in z'n huis zou aanroeren voor Trineke op 'n bed lag, met 'n dokter er voor, en medicyn op de plank. 't Gebeurde, hoor! O, ik heb veel gezegd! Ook over dien Sebastiaan... want daar was-i erg groots op, en ieder die in de buurt van ons dorp kwam, moest het weten dat de Sebastiaan in onze kapel van Koremans was. Ik zei: "denk jy dat God met koperen koppen gediend is? Die oude Trine draagt meer pylen in haar lyf dan Sebastiaan ooit gehad heeft, want ze is er heelemaal kaduuk van, en mag je dan zoo'n mensch op stroo leggen in je stal? Zet jy daar jou Sebastiaan in, die zal er geen weet van hebben, want hy is maar van koper, en de levendige Trineken is je nader. Ze heeft je-n-uit de sloot gehaald toen je-n-'n dreumis was, en wat heeft ooit Sebastiaan voor je gedaan? 't Was 'n heilig man, ja, maar jy moet ook 'n beetje heilig wezen, en niet je volk in de mest leggen. Wie denk je wel dat je bent, omdat je geld hebt, en koeien en land? God heeft veel meer dan jy, en als-i verkiest, kan-i Trineke wel honderd boerderyen geven waar de jouwe-n-in verdrinken zou. 't Is nu Gods wil dat zy niks heeft, en jy veel, maar als 't hem in z'n hoofd komt, keert-i 't om, en geeft je hoest en jicht en allerlei krupsies meer. Wil jy dan op stroo liggen als 'n varken?" Zoo heb ik gesproken, en ik zei nog veel meer, en ik gaf er latynsche teksten by, want daar kan 'n boer niet tegen. Ook zei ik dat-i in de hel komen zou, maar ik weet niet zeker of dat wel waar was. Je moet denken, ik was nog maar in theologie-tweede. Gut, er hoort zooveel toe om alles precies te weten van God en goddelyke zaken! 't Is 't zwaarste vak van de heele wereld, en ik was nooit erg voorlyk. Die Koremans had eens pastoor Koens vóór zich moeten hebben, die had 't hem

"... omdat-i eens gelachen had onder 't bidden. Want, dit is zeker, jongetjes die lachen onder 't bidden, komen niet in den hemel. Z... o... o... o? vroegen 'n paar schuldbewusten. "Ja, die komen niet in den hemel. Nu had dat jongetjen 'n zusje gehad, dat een jaar vóór hem gestorven was. Hy had veel van haar gehouden, en toen hy dood was, zocht-i terstond naar z'n zusje.

Zijne krachten werden gesloopt door de koorts, die hem als vuur in de aderen brandde, elken dag werd hij zwakker en soms scheen het den omstanders of zijn lichaam reeds gestorven was en slechts zijn geest zich nog staande hield in eene uiterste wilsinspanning.

Zonderling! dat hij juist nu aan haar denken moet; ze is al zoo lang geleden gestorven en begraven. ’t Gebeurt zelden, bijna nooit, dat hij zóó aan haar denkt.

"Ik heb wel gehoord van den Heere en het oordeel en de hel. Daar heb ik wel van gehoord." "Maar heeft niemand u ooit van den Heere Jezus gesproken, en gezegd dat Hij onze arme zondaren liefhad en voor ons gestorven is?" "Daar weet ik niets van," antwoordde zij. "Niemand heeft mij ooit liefgehad sedert mijn oude man dood is." "Waar zijt gij opgebracht?" vroeg Tom. "Daar hooger op in Kentucky.

Gij zult u herinneren welke straf gij de moeder en de zuster van den booswicht hebt opgelegd, en indien ik nu vriendelijk verzoek van u te mogen vernemen, of zij nog leven, dan wel of zij gestorven zijn, ben ik te zeer van uwe welwilligheid overtuigd, mijn Gratus, om aan de toezending van een antwoord uwerzijds te twijfelen.

Wij hadden een knechtje noodig om onze keukenmeid een beetje te helpen; wij hebben jou ontmoet en dat is een buitenkansje voor je. Gij komt hier in de plaats van een jongen, die voor veertien dagen gestorven is. Hij had een zeer zwak gestel, maar gij lijkt flinker en zult niet zoo gauw sterven.

De »Zwarte dood« heerscht thans niet in de stad. Nog maar enkele jaren geleden heeft de »pestilentie« echter op een vreeselijke wijze gewoed. Honderden zijn er aan gestorven. Om de besmetting tegen te gaan, verordineerde het Stadsbestuur toen, dat op marktdagen niet in den namiddag zou begraven worden en dat er geen vrouwen mede ter begrafenis mochten gaan.

Dit was nu voldoende, zoo dacht hij, voor het tegenwoordige, maar de geheele bevolking was vroeger aan een zekere weelde gewend geweest, en daarom was hij overtuigd, dat zij, zoodra hij gestorven was, langzamerhand weer zouden terugvallen in hun oude weelderige gewoonten.

Ik ben vijf uren onder de puinhoopen blijven liggen; steenen beletten mij, mijn beenen vrij te maken; en ik hield steeds mijn jongentje tegen mij aan. Toen men ons is komen bevrijden, leefde ik nog, maar in mijn armen was mijn zoon gestorven." "En uw broeder?"