United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was een vierkante enveloppe, van gelig oud-Hollandsch papier, dat mooye papier, waar Jozef altijd op schreef.

Lord Henry mocht hem integendeel wel, tenminste hij beweerde dat; hij gaf hem ook de hand en verzekerde, dat hij blij was iemand te ontmoeten, die een genie had ontdekt en bankroet ging door een dichter. Hallward vermaakte zich met de gezichten uit de pit te bestudeeren. De hitte was er benauwend en de kroon vlamde als een reusachtige dahlia met meeldraden van gelig vuur.

Verder was Jan de Boogh er met een keuze uit zijn societeitsvrienden, allen rijke, wel-doorvoede heeren van tusschen de dertig en veertig, meerendeels dik, blozend en kaalhoofdig, enkelen, die kwalen hadden, gelig bleek en beenig; ze hokten samen, keken brutaal naar andere gasten en grinnikten dan, maakten opmerkingen, kraak-lachend; zetten ook wel, in een hoek van 't zaaltje, hun gesprekken voort van gisteren-avond.

Er werden een paar flesschen gebracht door een oudachtige burgervrouw met grijzig flodderhaar en een gelig wreed-strak gezicht, en de kurken knalden dof; veel glazen werden ingeschonken. Ook voor hem zag hij een glas staan ergens ver-weg, op een tafeltje. Gauw daarna zag hij Edward weggaan met die meid en zij keek nog even om naar een van de anderen en grijnsde met bestiale vergenoegdheid.

Daar in den midden scheen er éen weg te willen vliegen van zijn knoestigen tak; een glanskrans als een regenboogje glom om zijn borst, maar de stompe botten van de open vlerken waren dof van het stof; zoo het vuil mat is op het glad-donker van een wijnflesch; poeder van houtworm lag gelig op het voorhoofdlooze kopje.

Het vale, bleeke licht scheen klaarder en klaarder op heur gelig, wasachtig gelaat. Reijer zou den dag, die op dezen nacht volgde, niet komen, maar Eline schreef hem dringend en hij kwam. Zij smeekte hem bijna, dat hij haar iets geven zou, wat haar mocht doen slapen, daar zij krankzinnig dacht te zullen worden, zoo die nachtmerries van slapeloosheid zich herhaalden.

Waar het woud gekapt is, schiet het op, fijn groen eerst, dan gelig als het begint te verdorren in de Oostmoesson-zon, dan wit als zilver van bloesempluimen. De inlanders steken het in brand om de herten er uit op te jagen, die voedsel en schuilplaats tegelijk zoeken in de halmendichtheid. Dan is een poos lang de kale plek zwart; en de eerste regen maakt alles wéer fijn groen.

Door de poort was een legertje uitgedrongen, twee vaandels bukten onder den boog nu door, blauwbloederig-violet was het eene en het andere van een gelig schel voorjaarsgroen. Ze verschenen met plotsflappende schitterlichten op het verguld van de halve-manen. 't Legertje bleef met de voorvoeters stil op den straatweg staan.

Het daaglijksch getwist was doorgegaan met stijgende eentoonigheid. Soms keken ze haar er even bij aan, met zekere verwondering, omdat ze niet trachtte te kalmeeren, of bij te leggen, maar ze waren er blijkbaar niet rouwig om dat ze ongehinderd ruzie mochten maken. Een van de broers zei wel eens dat ze er slecht uitzag, gelig van tint en magerder. Maar dat was ook alles.

Achter hem, log-onbeweeglijk, plompte de zwarte romp van de stoomboot, waarin de kleine lichtrondekens der kajuitspoortjes gelig glommen.