United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wellicht wijst op dit volksgeloof de naam van een bosch in de nabijheid van O.L. Vrouw-Waver, nl. "de Meermin"; zie Volkskunde XXII, bl. 68. Volgens een oude overlevering zou ook Muiden eens met een meermin hebben kennis gemaakt, die, uit de Zuiderzee opgedoken, dezen vloek over de stad zou hebben uitgesproken: Muden sal Muden bliven Muden en sal noit bekliven.

De jonghelinc: O edel wijf, nu maect mi vroet, Hoe die saken comen sijn. Ic plach te segghen "suster mijn", Maer dat moetic nu verkeeren; Enen anderen sanc moetic nu leren, Edel wijf, ende spreken u an Ghelijc enen vremden man. Nochtan so moetic ewelijc bliven U vrient ende ghetrouwe boven alle wiven, Die op der erden sijn gheboren.

Soms zelfs wordt de neiging tot rijmen RUYSBROECK tot last; aan het slot van een berijmd gedeelte van zijn werk immers zegt hij: Nu moet ic rimen laten bliven Sal ic scouwen clare bescriven . In dit aanwenden van parallellisme, tegenstelling en rijmklanken zal RUYSBROECK waarschijnlijk ten deele het voorbeeld hebben gevolgd, hem gegeven door de kerkvaders, wier werken hij kende.

Bij hunne intrede binnen den burg zongen zij met verwarde galmen: "Gi, rudders, dwingers, maect u van cant, Hier zyn de Kerels van Vlaenderlant! Gi, Isegrim, hoed u vor den Blauwvoet Of gi selt voelen wat sine clau doet. Onse vorderen waren vri, En vri so bliven wi, So lanc een hart, dat lafheid haat, In eenen Kerlenboesem slaat! Doedele, bommele, rondomdom, Houd u recht en sie niet om!"

Ic moet bliven ewelijc, Edel foreest, van di bastaert : Dies mijn herte alsoe beswaert, Dat mi inbringhen sal de doet; Maer bi den here die mi gheboet , Ic sal daer omme pinen nacht ende dach, Hoe ic dat wecht verderven mach; Ic saelt versmoren oft verdrincken: Daar salic nacht ende dach om dincken, Al soudic daer omme liden pijn. Ic sal noch selve de coninc sijn Van Cecilien, den hoghen lande.

De ridder in de sproke is, evenals zijn maker, iemand in wien het verstand overheerscht, die redeneert, en, waar hij eens onverstandig handelt, daarover door den dichter berispt wordt: "Doe en dede hi niet als die vroede." Hij gevoelt wel liefde voor SINTE GHEERTRUUT, doch het is hoofsche liefde: Ghestade te bliven in horen dienst Sonder enich dorperheit;

O Sanderijn, wel scone vrouwe, En mach hi u dan ghewinnen niet, So moet hi ewelijc int verdriet Bliven ende in pinen staen. Dat ghi desen huwelijc hebt ghedaen, Dat mach u rouwen emmermere, Want Lanseloet, die edel here Hadde u sekerlijc ghetrout.

Ic salne stelen of copen om ghelt Ofte ghecrighen met enegher list: Aldus hebbic den raet gheghist, Dan sal hi u vri eighen sijn, Hi sal werden een goet payijn, Na onser wet selen wine leren: Aldus soe seldi bliven in eren, Hi sal wenen, dat ghi sijn vader sijt. Nu lichtelijc, het is meer dan tijt. Ic wil gaen varen metter spoet. Deconinc: Platus meester, desen raet es goet.

Onse vaderen waren vri, En vri so bliven wi, So lanc een hert, dat lafheid haet, In enen Keerlenboesem slaet. Doedele, bommele, romdomdom, Houd u recht en sie niet om! V. DE RODE, Ann. du Com. Pl. de Pr., t. VICTOR DE RODE, Ann. du Com. Fl. de Fr., t.

Onze vorderen waren vri, En vri so bliven wi, So lanc een hert, dat lafheid haet, In eenen Kerlenboesem slaet! Doedele, bommele, romdomdom, Houd u recht en sie niet om! Zoolang had de bestorming geduurd, dat kort na den aftocht der aanvallers het daglicht zichtbaar begon te verzwakken.