United States or Malta ? Vote for the TOP Country of the Week !


Welzoete heere! zeide de jonkvrouw. Dit foreest is mij bekend. Voor wij komen aan den burcht van mijn vader, slaat een zijweg links naar een kapelle en daar woont een oude paap bij en vóor gij mij te huis voert, zullen wij den zwarte en den roode begraven. Dat zij zoo, jonkver! zeide Gawein. Toen zag hij om naar de paarden.

Ziet!! wees Guenever plots naar het foreest, waar het zich tusschen de vallende bladeren verklaarde in opener verschieten en windenden weg. O ziet, daar naderen zij! Daar nadert mijn Lancelot!!

En Gawein spoorde zijn paard en Alliene spoorde het hare tot vluggeren draf, om het Scaec niet uit het oog te verliezen.... Tot het Scaec, ergens, achter de kartelende lijn van geboomte, pijlrecht neêr daalde en verdween. Bij Sint Michiel, mijne schoone jonkver! riep Gawein. Vooruit in de richting waar het verdween! En zij draafden dwars door het foreest, waar het Scaec scheen neder gevallen.

Ic waende wel coninc hebben ghesijn Als mijn oem hadde ghelaten dlijf , Nu heeft hi al bi sijn wijf Een kint ghecreghen, die oude viliaert . O Cecilien, edel bogaert , Edel foreest, edel rijc!

Na een uur sliepen allen in den kasteele. En droomde Ysabele van Gwinebant. En droomde Gwinebant van Ysabele. Maar Gawein, plotseling, werd wakker... En hij zag uit het raam... Hij zag over het nog lijk-bezaaide slagveld... Wijd lag het daar tusschen burcht en foreest... En het was of hij witte nevelen zag dalen... En wemelend weêr stijgen... Of hij gloeiende oogen uit schaduwen zag loeren.

Ic bidde gode, dat hi mine scande Wille decken, die ic nu hebbe ontfaen, Want ic hebt sonder danc ghedaen, Dies es mi te moede harde wee. Lanseloet, ghi en siet mi nemmermee: Ic wille gaen dolen in dit foreest.

Maar nu zagen, waar de weg uit het foreest langs de vlakte geleidde, de beide legers elkander, en die van Clarioen begrepen, dat van omsingelen geen sprake meer zijn zoû, want met oorlogszuchtige kreten wierpen de tien wiganten zich over de vlakte, vóor den burcht en zij schenen wel tien ijzeren paardmenschen, vast aan hun ros, de ventaliën neêr en de strijd, in éen wenk, was begonnen!

Uit de 16de eeuw hebben wij als geschenken bij die gelegenheid: damasten rokken, gouden ringen, armbanden, maar ook een spinnewiel, tafellakens, drinkvaten, maar ook een in blauw fluweel gebonden gebedenboek met gouden sloten en ook onergerlijk en natuurlijk een wieg. D. H. Gallandat over schrijft. De schatrijke weduwe Agatha van Foreest geb.

Och edel ridder van prise goet, Nu en doet mi ghene dorperheit: Dies biddic u door uwe edelheit, Dat ghi mi ghene dorperheit bewijst, Want het worde u sere mesprijst, Waer ghi quaemt tot eneghen hove. Ghi dunct mi een ridder van groten love; Daer omme biddic u, hoghe baroen, Dat ghi mi niet en wilt mesdoen Ende laet mi over dat ic si. O scone wijf, nu segt mi, Wanen comdi in dit foreest?

En zij droomde van Gwinebant en omdat de elfen iets namen van haar slapende wezen, astrale gelijkenis, droomde Gwinebant, in het foreest, waar de gnomen zijn lichaam bewaakten, den zelfden droom.