United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kent gij ook twee personen, met name Manach el Barscha en Barud el Amasat? Ik ken noch den een noch den ander. En toch beweren zij, u zeer goed te kennen. Dat is niet waar. Zij zeggen ook, dat gij hen heden met mijn komst in kennis hebt gesteld. Dat is niet waar! En dat gij er voor zorgen zoudt, dat ik in de gevangenis werd gezet, waarna gij zoudt komen en mij vermoorden!

De kerel wilde mij het licht uitblazen. Wie heeft op u geschoten? Manach el Barscha? Neen, de andere. Kent gij hem? Neen. Het was zoo donker, dat ik zijn gezicht niet herkennen kon, ofschoon onze baarden zoo dicht bij elkaar waren, dat wij ons over en weer hadden kunnen kussen. Ik vermoed dat het de broer van den slager geweest is. Best mogelijk, want juist als een slager greep hij toe.

Maar nu is het de vraag, wie Omar zal dooden. Ik neem hem voor mijn rekening, zeide Humun, de knecht. Goed! Dan blijft nog de kleine Hadschi over. Tot mijn spijt kan ik hem niet helpen, gewond als ik ben. Laat mij het dan doen, stelde Manach el Barscha voor. Het zal mij een genot zijn hem het licht uit te blazen. Hij is klein en schijnbaar niet sterk, maar het tegendeel is waar.

Gij moet niet vergeten, Halef, dat Manach el Barscha daar ontvanger is geweest. Hij is daar uit zijn ambt weggejaagd; het laat zich dus veronderstellen dat hij er iets misdadigs uitgevoerd heeft, reden waarom hij zich aldaar liefst niet zal vertoonen. Toch zou het kunnen, dat zij, ter wille van Mubarek, de stad zullen binnengaan om door een betrouwbaar arts diens wond te laten verbinden.

Met Halef's hulp maakte ik hun touwen en banden los, althans voor zoover dit noodig was om hun gelegenheid te geven om op te staan en hun voeten te gebruiken. Manach el Barscha, kent gij dezen man? vroeg ik, naar den Mubarek wijzende. Allah vervloeke u! antwoordde hij. Barud el Amasat, kent gij hem? Stort van de brug des Doods in de eeuwige verdoemenis! riep hij.

Wij gingen niet door het dorp, en in vijf minuten had hij ons op de plek gebracht en nam toen afscheid. Hem de hand reikende, vroeg ik, om de hoofdzaak niet te vergeten, hoeveel mannen van daar weggereden waren. Zij waren met hun vijven, maar alleen Manach el Barscha, den broeder van Habulam, kende hij.

Volkomen juist! was ook Manach el Barscha van oordeel. Wij wachten, tot zij slapen, en overvallen ze dan, verondersteld altijd dat het rottekruid van mijn broer het werk al niet voor ons heeft gedaan. Rottekruid? vroeg Mubarek. Hebben ze dat dan werkelijk ingenomen? Ja. Ik sprak dat met Habulam af, toen ik kwam zeggen dat zij op komst waren.

Kom, onzin; kogelvrij bestaat niet! Oho! hoorde ik Manach el Barscha zeggen. Ik had gisteren avond zorgvuldig geladen en tot bij het venster sluipende, had ik mijn geweer op de vensterbank laten rusten. Toen nam ik hem op den korrel, zoodat ik hem tusschen de oogen moest treffen, en toen ik losbrandde, volgde er een hevige knal, waarbij mijn geweer achteruit sloeg en ik er bij.

Gij weet, dat ik zelfs voor den Scheïtan niet uit den weg ga, maar voor deze kerel ben ik angstig bang. Men kan hem alleen met het mes of met een heidukkenbijl aan het lijf komen, en dat zullen wij van daag hebben. Maar weet gij zeker, dat ge uw geweer geladen hadt? vroeg Manach el Barscha. Volkomen zeker. Ik had met opzet een dubbele prop op den kogel gedaan.

Die twee kerels op gevlekte paarden, die Manach el Barscha vergezelden, waren het. De naam dier twee beruchte broeders, stemt met de kleur hunner paarden. Neen maar! Wie had dat kunnen denken! Dat waren dus de Aladschy's! Nu verwondert het mij ook niet, dat de veerman door hen met zweepslagen betaald is geworden. Zij rijden naar Treska-Khan; daar blijven zij in allen gevalle niet.