United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ja, waarde heer conrector,” antwoordde de student Anselmus, „maar u weet toch wel, dat ik naar archivaris Lindhorst moet, vanwege het copieeren?” „Kijk eens, amice!” zeide conrector Paulmann, terwijl hij hem zijn horloge voorhield, dat op half een stond.

"Verrukkelijk! Prachtig!" roept Hardenborg nogmaals vol enthousiasme over den heerlijken zang dien men zooeven hoorde: en terwijl hij Helmonds arm neemt, vervolgt hij: "Weet jij wel amice, dat die stem onbetaalbaar is? Als zoo iets in 't publiek was te hooren men sloeg elkander dood om een plaats."

Om den lezer een denkbeeld te geven van de verstandhouding, die tusschen Tolstoi en Toerghenjeff in de eerste dagen hunner kennismaking bestaan heeft, zullen wij in ons verhaal wat vooruit moeten loopen en enkele brieven citeeren, welke Toerghenjeff in dat jaar aan Tolstoi geschreven heeft. "Aan N. L. Tolstoi. Parijs, 16 November 1856. "Amice Tolstoi!

»Het schijnt, amice, dat je niet bijzonder opgewonden bent," sprak de fourier, wiens grootste illusie het was, gedecoreerd te worden. »Dat ik het aan hèm te danken heb dat hindert me," zei Vermaat en schonk zijn glas vol, dat hij vervolgens in één teug ledigde.

Men zegt, dat het hier om dezen tijd van het jaar bijna nooit zoo koud was; maar we zitten binnenshuis zonder vuur, zien de vliegen al dwalen en 's middags eten we onze doperwtjes van den kouden grond. Vaarwel! Nice, 13 Maart 1879. Amice!

Maar amice, er is er toch maar ééne, die ik van het eerste oogenblik afaan.... Zieje, en daarom werd ik drommels benauwd dat je partij niet zou doorgaan. Begrepen? Ik droom geregeld van dat engelachtige kind. Apropos, komt Ronner, die poesbaard ook op het feest?" "Wie zeg je, Ronner?" "O sapperloot, ik meen Kattenglimp." "De majoor Kartenglimp? Jawel."

Een avond, bij theevisite, waagde Pieter het voorzichtig 'n advocaat te polsen, die in het dorp 'n grooten naam had, omdat-ie 'n paar maal candidaat voor de Tweede Kamer was geweest en in 'n beruchte zaak de beruchten vrij had gepleit. "Amice," vroeg-ie langs z'n neus weg: "mag je in 'n eikeboom bij Jonkheer Sannes klauteren?"

En toch deed deze nieuwe pijn mij tintelen van eene ongekende vreugd, van eene vage zaligheid, doelloos, redeloos, hopeloos en nochtans zoo zalig.... Wel, amice gij zelf waart indertijd niet van marmer. Gij weet dus alles.... Ik was verliefd! Drie weken na mijne intrede in meester Holwerd's huis zag ik Suzette voor het eerst terug.

"Wat scheelt er aan, amice?" vroeg ik verschrikt. "Och, die ellendige Dolf!" zei hij, zich tot zijn moeder wendende.

Edward lachte en klopte hem op zijn schouder en zei: "Je bent, geloof ik, een beetje jaloersch, heertje! Noemde ze jou ook bij je voornaam dien avond?...." "Nee,...." zei Bernard, "dat niet, maar...." "Nou!" viel de ander in, "wat wou je dan beweren!.... Nee, amice, laat dat maar aan mij over, hoor!...."