United States or Uzbekistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eerst in later dagen werd hij zich pijnlijk-bewust, hoe snel zijn karakter in korten tijd was vervallen. Met zijn neefje Bernard kwam hij nu nog maar weinig samen. Die woonde in de hooge stad, het kwartier der notabelen; hij, Jean Jacques, in de lage, waar de ambachtslieden huisden en het gemeene volk. Zoo was hij dan geheel en al ontrukt aan zijn oude warme levenssfeer.

't Was Bernard gelukt aan 't slot der vertooningen Mimi te bereiken en hij was met haar de groote zaal binnen gekomen. Hij had gehoopt ook met haar te kunnen soupeeren. En toen hij 't kaartje met zijn naam had zien liggen en aan weerszijden de namen van Lize en Lucie, was hij erg teleurgesteld geweest. Mimi had 't gezien aan zijn gezicht en ze had gelachen, triomfantelijk en verleidelijk.

"Zoo!.... Zeg, vooral niets laten blijken, hoor!.... Pas op, ik zou woedend zijn!" "Och wel nee! Natuurlijk niet. Waar denk je aan!" De muziek zweeg. Maar Bernard, gemakzuchtig, bleef nog zitten bij Anna. Hij zag er tegen op Mimi te gaan halen. Hij voelde zich wat beklemd worden; zou ze met André over hem gelachen hebben?

Toen kreeg Hendrik een lichte kleur en zei: "Nou!.... nooit!.... dat 's een beetje sterk,.... ik heb wel 's zoo'n bui gehad.... ofschoon ik geloof dat ik niet van zoo'n verliefde constitutie ben als jij!" "Nee, dat geloof ik ook niet," zei Bernard. "God, kerel, ik ben eigenlijk altijd verliefd, weet-je dat wel?"

En een tijdlang waren ze nu verdiept in dat spel, soms minuten lang doorspelend, met zwijgende denkgezichten, in stille houdingen, dan weer loskomend in druk gepraat en gelach over een vergooide kaart of een mislukte invite, over snijden of renonce maken. Ze waren alle vier geoefende spelers, de Leidenaar vooral speelde fijn en vlug. Maar Bernard had er gauw genoeg van.

Dan zou Edward den Zondag in Amsterdam komen doorbrengen en bij Bernard, op de kanapee, logeeren. En Bernard was weer alleen in den trein. Maar hij voelde 't nog niet dadelijk, 't alleen-zijn. In zijn warm hoofd roesde en soesde nog al 't gepraat van den dag, hij hoorde aldoor de stemmen van Edward en zijn vader.

"Dag, meneer Bandt!.... kom hier!.... ga daar zitten!.... Nou, nou!.... Lucie! kindje! wat is er nu in-eens?...." Door de goedigheid van die stem voelde Bernard zich weer kalm worden en helder, en hij zei met een vaste, van aandoening wat schorre stem: "Mevrouw.... ik heb Lucie gevraagd.... en ze heeft ja gezegd,.... en nu hopen we maar dat u 't ook goed vindt,.... dat we trouwen...."

Maar ze wilden er niet over spreken, want ze vonden 't veel te prettig zoo. En Bernard was altijd zoo hartelijk en zoo opgeruimd. Hij had niet meer die buien van lang stil-zijn en voor zich uit staren, en dat kregele, licht geraakte en scherpe. Hij was veel zachter.

"Nee,.... nee!.... dat begrijp ik wel," zei Bernard, "dus.... zoo nu en dan, ?.... Eéns in de maand bijvoorbeeld...." "Ja, dat kan wel!" zei de ander, nu heel koel, 'n beetje boos blijkbaar, "wie doet dat niet, ?.... als je niet getrouwd bent,.... 'n mensch is geen stokvisch!...." "En is 't al lang geleden, dat je voor 't eerst...."

Bernard had al dien tijd bedaard zitten rooken, soms een beetje pratend met Sam, die ook kalm was nu. Hij was naar-nuchter geworden, wat wee alleen van al 't miserabele om hem heen. Hij voelde wel iets van medelijden met die 'r vleesch-uitstallende jonge vrouwen op 't tooneel, met den kelner en den pianist. Maar 't was ook maar een klein beetje en zonder sentimentaliteit.