United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar in-eens, terwijl zijn denken zich verstarde op dat alleen-zijn, werd hij bevangen door zoo'n wee-golvende walging, dat hij onwillekeurig opstond en zei: "Kom, gaan jelie mee?" En hij liep 't lage zaaltje uit, en de anderen, ofschoon hem eerst nog naroepend: "Nou!.... ! Wacht even.... Blijf nou nog even!..." stonden nu toch ook op en kwamen bij hem.

Dat jongetje voelde zich in zijn hokje zalig. Het was voor hem een toevluchtsoord. Wanneer het hem te druk, te roezemoezig, te onrustig werd in de wereld der volwassenen, trok hij zich terug in zijn eenzaam verblijf, en kon daar ver van de menschen, vrij in zijn alleen-zijn zoo volkómen genieten.

Hoe kinderachtig was dat nu weer, hoe beroerd dat hij zijn stemming van bedaard en verstandig alleen-zijn niet wist te bewaren!.... Waar was die stemming nu?.... weg.... totaal weg!.... Hij was wee-leeg van stemming nu, wrevelig; hij voelde zich als zonder doel neergegooid in een warboel van antipathieke gedachte-scheuten en sentiment-vleugjes, hij voelde een vijandige onverschilligheid om zich heen in 't drukke lawaaiige café.

Ten eerste houd ik wel van eenzaamheid; daaraan zijn we hier allemaal aan boord gewend, en voor menschen die van denken en werken houden is alleen-zijn trouwens niet zoo'n verdriet. Maar dat neemt niet weg dat ik zoo nu en dan wel van een praatje houd." "Neen, Mu heeft het nog zoo kwaad niet," zei La.

Hij stond den volgenden morgen op in een weemoedig-melancholische stemming van alleen-zijn en 't innerlijk koud hebben, en die bleef zoo den heelen dag, een troosteloos rouwen zonder weten waarom ook eigenlijk, een sensatie van schimmige leegheid om hem heen, een somber dreigen van dingen, in-eens, terwijl hij er naar keek, meubelen op zijn kamer, huizengevels en aandrijvende wolkgevaarten, de piekerige paperassen die trosten aan de muren van zijn kantoor.

Maar hij was 't ook niet, heelemaal niet; toen ze van die receptie kwamen had hij enkel dat gevoel van alleen-zijn en pijnlijk-overgevoelig voor indrukken van menschen en dingen, een beetje schuw, zoowat 't tegenovergestelde van een bruikbaar lid van de maatschappij, wat hij toch eigenlijk worden moest, als oom gelijk had.

Meer en meer kwam dat nieuwe gevoel over hem en vulde zijn gemoed van een vreugdigen trots, die licht beklemde,.... ontroerde.... En plotseling werd 't hem te machtig, kon hij 't niet meer verdragen, dat gevoel, wou hij er uit,.... weg,.... alleen-zijn.... Midden in 't gesprek stond hij in-eens op en zei dat hij nu gaan moest, dat hij zijn oom had beloofd nog wat met hem te zullen biljarten, en hij nam schielijk afscheid van mevrouw Tadingh, die dadelijk weer zenuwachtig en gejaagd, met verbaasde teleurstelling, naar hem opzag, verward wat zeggende van wèl de complimenten, en zoo.... En Lucie, blozend nu voor 't eerst, en op den grond kijkend, liep naast hem tot aan 't hek van het tuintje.

Zij waren aan zijn huisje en 't speet hem, dat zij er reeds waren. Maar Lisatje kon niet alleen naar huis zoo laat in den avond en zijn moeder zelve zond hem met haar mee. Eerst spraken zij geen enkel woord. 't Was of 't verlangde alleen-zijn hem nu plotseling verlamde. Al het andere stormde ook nog even als een woeste deining in hem op.

Dan zou Edward den Zondag in Amsterdam komen doorbrengen en bij Bernard, op de kanapee, logeeren. En Bernard was weer alleen in den trein. Maar hij voelde 't nog niet dadelijk, 't alleen-zijn. In zijn warm hoofd roesde en soesde nog al 't gepraat van den dag, hij hoorde aldoor de stemmen van Edward en zijn vader.

Toen liep Bernard langzaam 't station uit en stond buiten, onder den wit-blauwen, zon-doorwaasden hemel, alleen weer. Maar verlicht en aangenaam voelde hij zich niet, wat hij toch had verwacht. Dadelijk drukte hem zijn alleen-zijn en was hij niet vroolijk meer. Hij voelde 't met ergernis, met een heel lichte aanwaaiing van wanhoop.