United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het gelukte hem. Nu was zijn geweten gerust: hij schreef verder en was gelukkig. In dien tijd van sterk innerlijk leven kreeg hij een bezoek van de schoonzuster van Mme d'Epinay, Mme d'Houdetot. Hij kende haar sinds lang, maar oppervlakkig, zij was altijd heusch tegen hem geweest: niets meer.

OSWALD. Hoe zou u mij dan anders noemen? DOM. MANDERS. Heel goed. 't Was dit dat ik zeggen wilde, mijn waarde Oswald,... je moet niet denken dat ik onvoorwaardelijk den kunstenaarsstand veroordeel. Ik neem aan dat er velen zijn, die hun innerlijk wezen onbedorven bewaren kunnen ook in dien stand. OSWALD. Dat zullen wij moeten hopen.

Eenerzijds ging men zich bij de onvolmaakte toestanden in de wereld neerleggen. Men nam de wereld maar zooals zij was. Er was immers toch niets aan te doen. Men paste zich aan de wereld aan. Richtte zich behagelijk in de wereld in. Het christendom werd niet anders dan een vernis, dat over een innerlijk verrotte wereld werd heengestreken.

Ik kan mij niet uiten, zonder mij mensch onder de menschen te voelen, en het kan niet anders of, wanneer ik mijn innerlijk leven uitspreek, spreek ik ook voor de andere menschen. Ik voel me zelf niet als individu, maar als mensch. Maar toch niet als dichter van de gemeenschap?

In de uiterlijke Theosofische Vereeniging komen de menschen om de wetten, volgens welke de menschheid zich ontwikkelt, te bestudeeren. Wanneer zij deze wetten hebben geleerd en trachten hun leven voor anderen nuttig te maken, komt het innerlijk onderricht, dat hun geeft wat aan de menigte niet gegeven kan worden.

Met eerbied en een zeker gevoel van genot gaan wij van daar, innerlijk gelukkig dat het ons vergund is, ook dit bijzonder mooie stuk natuur te hebben mogen zien en bewonderen. Wij geven er nu de voorkeur aan, het voor ons liggend voetpad te volgen; in de schaduw der eiken en hazelaars komen we na twintig minuten wandelens aan het kerkje in het bosch bij Putzfeld.

Ik kon niet nalaten innerlijk deze uitboezeming der waardin te beamen, schoon niet uit dezelfde beweegreden als de goede vrouw, die, tot den Roomschen godsdienst behoorende, gelijk uit het gouden kruis op haar boezem te bemerken was, een dergelijk huwlijk af moest keuren, als met de kerkwetten in strijd. Intusschen had haar aanmerking mijn nieuwsgierigheid opgewekt.

De scherpe tegenstellingen tusschen 't zachte en 't bittere in zijn gemoed, zijn streven naar recht en zijn hoonen van alle gezag vinden in Fancy, in zijn dichterlijk schouwen hun hoogere eenheid en verzoening. Fancy geeft hem de kracht om de disharmonie in zijn innerlijk leven te overwinnen. De Minnebrieven zijn geen minnebrieven, of liever, 't zijn vergeestelijkte minnebrieven.

Want in de kampen en de dorpen leert de zendeling het volk begrijpen en door van dorp tot dorp te reizen en als hun gast onder hen te leven, wordt hij bekend met hun waar innerlijk leven, zooals hij dat anders nooit zou worden, en voor een zendeling is dat een onontbeerlijk iets. Er zijn twee manieren van reizen.

Ik ben altijd gestruikeld over den tweespalt tusschen gevoel en verstand. Mijn gevoel zegt zus mijn verstand begint het dialectisch te ontleden en zegt: Neen, niet zus. Het is bij mij uitgegaan van de epicuristische grondbeginselen, en ik ben nooit tot een andere conclusie gekomen, dan dat het leven is een koorddansen boven den afgrond. Een typisch voorbeeld vind ik De Régnier, een man van geweldige melancholie, zeker een van de meest pessimistische menschen die ik mij ooit kan voorstellen, en het eigenaardige is nu, dat de eene helft van zijn werk dit gevoel zuiver weergeeft en de andere helft bestaat uit verzen van enkel plastische schoonheid. Hij is innerlijk overtuigd van de ijdelheid van het geheele leven, maar zijn oogen vonden de uiterlijke schoonheid van de wereld en zijn daarmede vervuld. Dit genot hebbend, schijnt hij dan zijn droefgeestigheid te kunnen vergeten. Maar ìk kan niet inzien, hoe men dat voortdurend knagende gevoel van de redeloosheid van het leven tot zwijgen kan brengen met de schoonheid, alsof die een narcotisch middel daartegen ware, alsof niet juist de schoonheid er voortdurend aan herinnert, dat zij een begoocheling is over een leegte. Ik k