United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zit in dat gevoel van u niet een zekere vrees voor wat men noemt de domme menigte, die u in deze pessimistische zelfbeschouwing zou storen en u haar inzichten zou willen opdringen?

Arnold's pessimistische levensbeschouwing draagt er toe bij, dat hij ons niet den tijd voor oogen voert, toen de liefde het leven van Tristan en Isolde ondanks al hunne moeilijkheden tot iets schoons en heerlijks maakte, maar veeleer hun treurig einde toont als een bewijs, waartoe de mensch gedreven wordt, die zijne lusten en begeerten den vrijen teugel laat.

Ik geef sterk in "Geertje" weer mijn heel persoonlijke illusies De Meesters illusies van vrouwenliefde. Dat is het subjectieve in het boek. En het is voor mijn gevoel het werk van de critiek, uit te maken in hoeverre ik, bij dat subjectieve, zuiver heb weten te houden de teekening van de figuren. Dat laatste is natuurlijk de kunst. Van Deijssel heeft naar aanleiding van "Geertje" geschreven: De Meester is in onze generatie de man die hart in zijn werk legt. Toen mijn vrouw mij vertelde van die dienstmeid toen zei ik dadelijk: Dat mensen voldoet aan de verlangens, die ik als jongen van achttien jaar had van vrouwenliefde. Nu kwam de werkelijkheid vóor mij te staan en gaf mij zoo'n ideale figuur te aanschouwen. Ik had maar te copiëeren maar ik deed het met de vreugde van iemand die heeft gevonden zijn ideaal.... Ik kan u dit misschien nog duidelijker maken door u te zeggen, dat mijn lievelings-auteurs ook menschen waren die als het ware geestelijk werkten. Vòor mijn vijftiende jaar al Multatuli, en daarna nog veel meer Rousseau. Dat zijn geen zuivere vertellers en geen zuivere schoonheidsmenschen. Dat zijn menschen die steeds hun inzicht in het leven geven. Daarna ben ik komen te lezen pessimistische literatuur, die aan mijn levensinzicht beantwoordde. Het is altijd geweest: mijn philosophie ... of neen, ik heb niets van een wetenschappelijk man ... mijn levensoverpeinzingen een vorm te geven door er vertellingen van te maken ... d

"Weet je niet, dat tegenwoordig 't streven is van de landbouwers alle vruchten zonder pitten te maken?" "En hoe moet 't dan met 't nageslacht? Krijgen die geen appels en peren meer?" "Och; de algemeene pessimistische geest heeft zich ook van "den nijveren landman" meester gemaakt.

Zij hebben mij dikwijls een Schopenhaueriaan genoemd en dat is in zooverre onjuist, dat ik hem natuurlijk wel een groot man vind ... maar waarom heb ik zooveel met hem op? niet omdat hij mij ideeën heeft gegeven maar omdat ik in goeien systematischen vorm bij hem terug vond wat ik zèlf al had, wat ik als jongen al onduidelijk in mij voelde leven: dat idée dat het verdriet of de slechte afloop of wat men kan noemen het pessimistische in de zaken: sterk overheerscht het optimistische, en dat het goeie een moment is dat toch weer slecht eindigt.

Alleen enkele pessimistische Japanners waarschuwen hunne landgenooten openlijk in de dagbladen om geen verkeerde stappen te doen, omdat zij vreezen dat Japan thans zijn hoogtepunt heeft bereikt en een stilstand of achteruitgang in ontwikkeling wel eens spoedig zou kunnen intreden. Wij gingen daarna de Nyokoba, een gouvernementschool voor Geisha's bezoeken.

Deze houding van Noorwegen heeft op Ibsen een diepen indruk gemaakt en de pessimistische stemming doen rijpen, die in Brand tot uiting komt. Wij kunnen in Ibsen's werken, vooral in gedichten, de stemmingen nagaan, waarmee hij de gebeurtenissen gevolgd heeft.

Ik ben in grote nood". Toen mevrouw Ader deze brief aan haar man liet lezen, was die juist in een pessimistische bui en zei: "Daar heb je 't al.... ik eindig mijn leven nog in een concentratiekamp" . Maar de vriendin mocht wel komen, en na haar vele anderen. Over de twee honderd werden ondergebracht. Verraad noodzaakte ds. Ader onder te duiken.

Idealistisch is het gedicht door des dichters hooge opvatting van het leven en zijn hoop op een toekomst voor zijn land; realistisch is, tot op zekere hoogte althans, zijn pessimistische werkelijkheidsschildering, ofschoon ook deze niet in bijzonderheden afdaalt.

Het jaar 1860 ging hij in onrustige stemming tegemoet. Het beheer van het goed, de druk van het eenzelvige leven, allerlei twijfel en pessimistische gevoelens bestormden zijn gemoed. Niettemin vond hij in den winter van 1859 op 1860 uitspanning en opbeuring in zijne scholen. In Biecht schrijft hij over dien tijd het volgende.