United States or Hungary ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij luisterde overal met de stethoscoop en zei dingen in 'n vreemde taal... Waarom spraken ze nou Frans?... Waarom klopte ze d'r op d'r borst... Je kon je lache haast niet houen... Net of-ie tegen 'n doos klopte... Wat 'n mensch toch raar gemaakt was... dat je zoo hol was van binne... Je zou zwere dat d'r iemand in 't donker op de deur klopte... Wat 'n mooie gouwe bril had-ie... Wat had-ie warreme vingers... nee maar Gompie!... nou teekende profester met 'n potlood op d'r bloote lijf... 't leek wel 'n suikerhart... ze werd d'r warrem van... ze zweette op d'r voorhoofd... Nou keke ze allemaal naar d'r, de heere op de stoele... ze keke naar wat profester teekende... Wat werd ze nou moe... en dat 't hier zoo benauwd was... zoo warrem... maar ze sneje d'r lekker niet... ze sneje d'r niet zoo as Toos...

Ik stak de lont, die bij de aanraking knetterde, gezwind in de vlam en liep pijlsnel naar den oever. "Kom aan boord!" zeide mijn oom, "steek van wal!" Met een krachtigen stoot verwijderde Hans ons van den oever. Het vlot dreef omtrent twintig vadem ver. Het was een benauwd oogenblik. De professor staarde op den wijzer van den tijdmeter. "Nog vijf minuten," zeide hij. "Nog vier. Nog drie."

Oliver wist heel goed, dat hij in zijn eigen kamertje zat, dat zijn boeken vóór hem op tafel lagen, dat de geurige buitenlucht van buiten door de slingerplanten heen binnenstroomde. En toch sliep hij. Plotseling veranderde het tooneel, de lucht werd benauwd en drukkend en hij ontdekte met een gevoel van ontzetting, dat hij weer in het huis van den Jood was.

Wanneer hij even woelt, kraakt de roestige kribbe verdacht, en een wolk van stof en stroohalmen daalt op den argeloozen beneden-man. Het werd één uur. Men walmde, kraakte, nieste, snorkte en riekte. Het was, alsof het bovenbed langzaam dalen ging, om mij te verpletteren; ik was koortsig en benauwd. De stroohalmen kietelden mij... en men bleef walmen en snorken.

Hij bad haar dat zij, om de trap af te gaan, ook zijn arm zoude tot steun nemen, en zij deed het zeer gaarne. Juffrouw Francine was in druk gesprek met Simon. Wanneer zij op het plein het sombere volk zag wiegelen als een zee, bleef zij benauwd staan en legde haar handje in Simon's breede hand. Toen spoedde zij zich om in het rijtuig te stijgen.

Haal je toch zoo'n dwaasheid niet in je hoofd, je hebt misschien te zwaar gesoupeerd en benauwd gedroomd, dat is een gewoon gastrisch verschijnsel! Ik wou hem van dat denkbeeld afbrengen, maar het lukte me niet. Hij lachte weemoedig en zei: Je bent een goeie vent, doktertje! Je wilt het me uit mijn hoofd praten, maar dat kun je toch niet.

Zij wist niet wat zij las, heelemaal niet en zij vond dat het zoo niet langer uit te houden was en ongeduldig opspringend, riep zij uit: "Ik ga nog even een eind loopen. Het is hier zoo... zoo benauwd, vind ik." "Benauwd?" riep Frits verwonderd, terwijl hij eveneens opsprong. Maar niettegenstaande zijn verbazing over Elsje's woorden, scheen hij het zelf ook opeens wat "benauwd" te krijgen.

Wie had ooit gedacht, dat die magere armen zoo'n kracht konden hebben.... dat er zoo'n hartstocht zat in dat bleeke, spichtige meisjeslijf.... Enfin, toch wèl een satisfactie, een mede-schepsel zóo te kunnen bezaligen.... Wat een mooi, literair woord bedenk ik daar, dacht hij, in mijn wel wat moeilijke positie.... Want juffrouw de Bruin hing letterlijk aan zijn hals, en maakte het hem benauwd genoeg.

Aafje's zuster was 's nachts herhaaldelijk opgestaan om naar haar te kijken en de patiënt sliep toen telkens rustig, totdat hare verzorgster haar een diepen zucht had hooren slaken en naar haar toegegaan was, om te vragen of zij weer benauwd was en nog eens wou innemen. Op dat oogenblik had Elsje's grootmoeder den laatsten adem uitgeblazen.

'Nu jij! zei Pluizer en duwde Johannes in de kleine ronde opening. Een oogenblik dacht deze te stikken in den zachten, vochtigen molm; toen voelde hij zijn hoofd vrij komen en werkte zich met moeite geheel uit de opening los. Een groote ruimte scheen hem te omgeven. De grond was hard en vochtig, de lucht dik en ondragelijk benauwd, Johannes durfde nauw ademen en wachtte in nameloozen angst.