United States or Serbia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Hoe heerlijk," denkt ze, "dat ze zoo lief samen kunnen spelen. Die Tony is toch zoo dol op zusje en Emy is zoo blij als ze Tony ziet." Ze staat weer bij het hekje. Broer gaat op den rand van het gras zitten. Nu gaat ze haar kunsten vertoonen. "Hoea!" roept ze in eens en heft beide armpjes omhoog. Ze staat, ze staat los in de box. "Moes! Moes! kijk u eens!" roept Tony verrukt. "Emy staat alleen!"

Ze wilde Laurie roepen, maar haar stem begaf haar; zij trachtte op haar zusje toe te schieten, maar haar voeten schenen alle macht verloren te hebben, en ze stond daar maar onbeweeglijk met een ontzet gezicht te staren naar het kleine blauwe hoedje boven het zwarte water. Eensklaps schoot haar iets pijlsnel voorbij, en Laurie's stem riep haar toe: "Haal een stok; gauw, gauw!"

Verscheidenen droegen in de eene mand de proviand voor dien dag buiten en in de andere, om 't evenwicht te maken, zat de zuigeling. Maar in den regel gaat het kleintje op den rug van moeder of op die van broertje of zusje gebonden mede naar buiten.

"Wel liefjes! kijk jelui zoo naar de eendjes?" De kinderen keken haar strak aan, maar gaven geen antwoord. "Hoeveel van die lieve diertjes zijn er wel?" Geen antwoord; maar eenige verwondering in 't oog van 't zesjarig meisje; want op 't boerenland noemt men een eend geen diertje. "Hou je veel van de eendjes?" Zelfde stilte. "Is dat je jongste zusje?" Stilte als des grafs.

Zie eens! de knaap schijnt zich met de familie bekend te willen maken: hij poogt al kusjes aan zijn kleine zusje te geven." "Een lief kind waarlijk," zeide de Barones: "nietwaar, lieve jongen! gij zult veel van mij houden en mij wel moeder willen noemen?" "Moeder!" zeide de knaap, haar scherp in 't gezicht ziende: "Moeder weg!"

Kent gij, lezers, Maeterlinck's "L'Oiseau bleu"?.... Daar gaat een jongetje met zijn lief zusje op weg, den blauwen vogel te zoeken, "welks bezit noodzakelijk is voor ons geluk." Na veel omzwervingen komen zij ook in het domein van den nacht. De poort van een wondren, maanlichten sprookjestuin gaat voor hun verrukte oogen open.

Ik denk aan een zekeren avond in 't jong verleden. Een kennis nam ons beiden mee naar een concert in den schouwburg op Semarang. 't Was voor 't eerst in ons heele leven, dat wij beiden, zonder zusje, zonder Vader, zonder Moeder ons bevonden in een groote menschenzee. Wij beiden heel, heel alleen tusschen al die vreemde gezichten. En opeens dachten wij: Zoo zal ons leven in de toekomst zijn!

Zusje nam voor de middelste poort plaats, tusschen hare familie en de voornaamste gasten in. De sirihdoos en kwispeldoor worden naast zusje neergezet, voor den vorm slechts, want Kleintje eet geen sirih; achter haar wuifde een klein meisje haar koelte toe.

Het water, waarmee de dokter zich gedurig het hoofd verfrischt, heeft hem waarlijk veel verkwikt, althans hij gevoelt geen smart zoolang hij aan zijn lieve pleegzuster schrijft. Het slot van den brief luidde: "Meer, mijn goede zusje, behoef ik je niet te zeggen. Je vader moet de aandeelen nemen in de meening dat hij er de neven van Woudberg genoegen mee doet.

Ik was nu ter geruststelling van de Moeder, reeds vier weken bij Fred gelogeerd, voordat het nieuwe zusje arriveerde. Zoo lang hield ik me in hoofdzaak met de oudere kinderen bezig, regelde hun huiswerk en ging met ze wandelen. Moeder bracht me intusschen op de hoogte van de nooden der kleintjes. Onze vierjarige Fred was een echte slokop.