Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juli 2025
Bovendien dragen enkele gedeelten recht duidelijk den stempel van Shakespeare's geest, zooals de groote rede, trouw naar de kronieken gevolgd, waarmede koningin Catharina haar rechten verdedigt, een rede, die iedereen aan de pleitrede van koningin Hermione in het Winteravondsprookje moet doen denken.
Een tweede middel, buiten de stukken zelf gelegen, om den tijd na te gaan, wanneer zij geschreven zijn, bezitten wij in de getuigenissen van tijdgenooten. Het belangrijkste onder deze is ongetwijfeld dat van den letterkundige Francis Meres in zijn Palladis Tamia (Londen 1598), die Shakespeare, na zijn "Venus en Adonis" en zijn "Lucretia" wegens de honigzoete taal geroemd te hebben, den voortreffelijkste van allen noemt voor blijspel en treurspel, en van zijn blijspelen vermeldt: zijn Edellieden van Verona, zijn Klucht der Vergissingen, zijn Liefdes Moeite te loor gegaan (Veel Gemin, geen Gewin), zijn Liefdes Moeite gelukt, waarmede "Eind goed, Al goed" bedoeld moet zijn, zijn Midzomernachtdroom, en zijn Koopman van Venetië; en van zijn treurspelen: zijn Richard de Tweede, Richard de Derde, Hendrik de Vierde, Koning Jan, Titus Andronicus, en Romeo en Julia. In de aanteekeningen op den Titus Andronicus vindt men den oorspronkelijken tekst aangehaald. Men begrijpe wel, dat Meres geen volledige lijst geeft en alleen noemt, wat hem vooral getroffen heeft en hem daarom duidelijk voorstaat. Nog van enkele andere stukken blijkt het, dat zij ouder zijn dan een bepaalde dagteekening: zoo vermeldt een rechtsgeleerde, John Manningham, in zijn dagboek op 2 Februari 1602, volgens den ouden stijl 1601, dat hij een stuk "Driekoningenavond of Wat gij wilt" heeft zien spelen; hij zegt genoeg van den inhoud om er Shakespeare's stuk uit te herkennen. Evenzoo getuigt Dr. Forman in zijn dagboek, op 15 Mei 1611, dat hij "Een Winteravondsprookje" heeft zien spelen. Dat de Globus-schouwburg op 29 Juni 1613 afbrandde, toen er een nieuw stuk, "Koning Hendrik
De werken, die hij na de laatstgenoemde meesterstukken geschreven heeft, leggen alle zoowel van zijn gelukkige stemming, die door de schepping van Marina in het tooneeldicht Pericles reeds was aangekondigd, als van zijn onverzwakt dichtvermogen getuigenis af. Het "Winteravondsprookje", The Winter's Tale, heeft Shakespeare blijkbaar geschreven tot genoegen van zichzelf en tot vermaak van anderen.
Evenals het "Winteravondsprookje" dagteekent "Cymbeline" van 1610 of 1611, dus uit het laatste tijdperk van 's dichters werkzaamheid. De geheele wijze van behandeling niet alleen, maar ook de stijl en de versbouw toonen dit voor beide stukken allerduidelijkst aan, en het wordt ook door uitwendige getuigenissen bevestigd.
Van zijn prozawerken zijn vooral te vermelden korte romantische verhalen, met ingelaschte poëzij, die vaak zeer liefelijk is van inhoud en bevallig van vorm; zoo schreef hij onder andere "Pandosto, de triomf van den Tijd, of de geschiedenis van Dorastus en Faunia", een verhaal, dat in 1589 het licht zag en aan Shakespeare de stof voor zijn "Winteravondsprookje" verschaft heeft.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek