Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


Wat denk je, Door 't staren in elkanders oogenlicht, Je lieve wezens te vermenigvuldgen En den maanloozen hemel te doen weemlen Van vuurge bollen? Moeder, als mijn zuster Haar uitgebrande lamp verzorgt, is 't dan Niet hard dat 'k duister zijn moet? Luister; zie! Wij voelen wat gij hoorde en zaagt; maar spreek!

Zooals een vuurge bloem, diep in de scheemring van een kamer, waar niets anders is, bloeit, vuurrood zoo groeide zij in de gedachte. En zij verhief zich, en trok zich zacht uit, het kleine dasje en haar wol'ge jak, en rok en broek en kousen. En haar hemd trok zij over haar hoofd en armen heen. En zij bleef nog wat denken in de scheemring onder de zoldring.

Ja, bij 't einde van den strijd, Waardoor de bol dien ik bestuur verduisterd' En 't vast gestarnte trilde, werd de hemel Beschenen door de ontzetting van zijn oog Met bloedrood licht, door dichten flardenzoom Van 't zegepralend duister, wijl hij viel: Gelijk de laatste glans van rooden doodsstrijd Des daags, die door een spleet der vuurge wolken Ver brandt over het storm-doorgroefde diep.

En Aard, Licht en Lucht, En de Geest, die de vlucht, De vuurge, in het rond drijft der sterren tezamen, Liefde, Adem, Gedachte Dood-temmende machten Zullen beneden ons oovral verzaêmen. En ons zingen zal bouwen In de ijle landouwen Van 't Leêg, voor de Wijsheid een heilig domein, Naar 't menschenrijk richten We ons, 't nieuw-gestichte, En ons werk zal genaamd naar Prometheus zijn.

Terzelfder tijd zag ik, gij kondt het niet, Cupido vliegen tusschen aarde en maan, Met pijl en boog; hij mikte, scherp en lang, Op een Vestale, tronend in het west, En dreef zijn liefdeschicht met zooveel klem, Alsof 't wel honderdduizend harten gold; Maar 'k zag de vuurge schicht des jongen gods In 't kuische licht der vochte maan gebluscht, De hooge priesteresse ging haar weg, In maagdlijke overdenking, ongedeerd."

Wel heb ik gehoord, Dat andren meer bekend met geesten zeiden: De bellen die de zonnetoover zuigt Uit bleeke, teere waterbloemen die Den slijkgen bodem van de heldre meren En plassen overspreiden, zijn de tenten Waarin die wezens wonen en doorzweven De groene en gouden atmosfeer, ontstoken Door 't middaguur onder het blaadrenweefsel; En wen die barsten en de dunne lucht, De vuurge, die zij aêmden in die helle Gewelven, stijgt om meteoorgelijk Te vliegen door den nacht, rijden zij dáarop En sturen hun onstuimge vaart en buigen Hun flonkerende kuiven, en in vuur Glijden zij weer onder der aarde waatren.

Woord Van De Dag

kiest

Anderen Op Zoek