Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
De Sakser antwoordde niet op dezen listigen raad, maar opstaande, en den beker tot den rand toe vullende, sprak hij Prins Jan aldus aan: "Uwe Hoogheid heeft begeerd, dat ik een Normandiër zou noemen, die verdiende, dat wij bij ons feest aan hem dachten.
"Laat hem binnen," zei Front-de-Boeuf, "waarschijnlijk brengt hij ons tijding van zijn gelukkigen meester. Zeker viert de duivel kermis, en zijn de priesters vrij van dienst, dat zij zoo in het wild door het land zwerven. Breng deze gevangenen weg; en Sakser, overweeg, wat gij gehoord hebt."
Edele Cedric," zei hij, zich tot den Sakser wendende, "de buit is in twee deelen verdeeld; kies dat, hetwelk u het best aanstaat, om uw lieden te beloonen, die onze deelgenooten in deze onderneming geweest zijn." "Dappere schutter," antwoordde Cedric, "mijn hart is overstelpt van droefheid. De edele Athelstane van Coningsburgh is niet meer, de laatste spruit van den Heiligen Belijder!
"Zwijg met uwe onbeschaamdheid, kerel!" viel de gewapende ruiter in, Wamba's gesnap op een trotschen en gebiedenden toon afbrekende, "en zeg ons, of gij den weg weet naar hoe noemt ge uw Franklin, Prior Aymer?" "Cedric," hernam deze; "Cedric den Sakser. Zeg mij, vriend, zijn we dicht bij zijn woning, en kunt ge ons den weg wijzen?"
Met behulp van den witten stok, en van de bedienden, werd er spoedig een einde gemaakt aan dit hondengeschreeuw. "Naar de poort, knapen!" zeide de Sakser haastig, zoodra het gedruisch in zoo verre bedaard was, dat de bedienden zijn stem verstaan konden. "Gaat hooren, welke tijding ons die horen brengt; denkelijk verkondigt men ons de eene of andere gewelddadigheid en rooverij op mijn gebied."
Eene bende booswichten, verkleed als betere menschen, dan zij zelve zijn, hebben een edelen Engelschman, Cedric, de Sakser genaamd, met zijn dochter en zijn vriend, Athelstane van Coningsburgh, gevangen genomen, en hen naar een kasteel in dit woud, Torquilstone genoemd, gevoerd. Ik vraag u, als goeden ridder en echten Engelschman, wilt gij hen helpen bevrijden?"
Hierop wendde Le Noir Fainéant zijn paard tegen Athelstane van Coningsburgh; en daar zijn eigen zwaard in den strijd met Front-de-Boeuf gebroken was, rukte hij den forschen Sakser de strijdbijl uit de hand, en het wapen als een geoefend krijgsman zwaaiende, gaf hij Athelstane daarmede zulk een geweldigen slag op den helm, dat ook deze bewusteloos ter aarde zonk.
Een dezer zitplaatsen was bezet door Cedric den Sakser, die, schoon in rang slechts een Thane, of, zooals de Normandiërs hem noemden, een Franklin, bij het vertragen van zijn avondeten een driftig ongeduld toonde, hetwelk een Londenschen raadsheer van den ouderen of lateren tijd eer zou aangedaan hebben.
"Goed, en als een dapper landsmans gedaan!" schreeuwden de roovers. "Leve de eerlijke strijd en oud Brittanje! De Sakser heeft beurs en huid gered, en de Mulder heeft zijn man gevonden."
Reeds lang heeft hij het oog op u gehad, evenals een valk op zijn prooi." "En al ware het zoo," zei Cedric, "dan verscheure hij mij met bek en klauwen, eer mijn mond één woord zegt, dat mijn hart niet waarborgt. Ik wil als Sakser sterven; waar in woorden, open in daden. Ik bid u, ga weg van mij! Raak mij niet aan, houd mij niet op!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek