United States or Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


»De huizen, die gewoonlijk van hout zijn, hebben sierlijke voorgevels, voorzien van mooi snijwerk en beschilderd met allerlei wonderlijke figuren. Van oorlogvoeren weten de bewoners van Quin-sai niet, en zelfs oproer en rooverij behooren bijna tot de onmogelijke gebeurtenissen.

Reeds toen het water slechts eenigen tijd gezoden had, waren er mannen, die met de punt hunner bajonet, zooals zij op het geweer stak, een koolsblad of eenen struik selder poogden op te visschen. De anderen stelden zich tegen de rooverij: men stiet elkander weg; er werd gevochten en geworsteld tot zooverre, dat de oversten zich verplicht zagen bij elken ketel twee schildwachten te zetten.

En de regeering, niet in staat om de belastingen te innen en haar gezag te handhaven, zou machteloos moeten aanzien, dat rooverij, geweld en bandeloosheid voortduurden. In alle groote steden zou hongersnood ontstaan, door pest en dood gevolgd! Kort na den schok, zag men uit het midden van de baai eene hooge golf naderen.

Dit is te meer opmerkelijk, als men bedenkt, dat deze stammen dieven van professie zijn en volstrekt geen misdaad zien in rooverij.

Hoewel zij soms ook wel door rooverij het een en ander verkrijgen, wat zij noodig hebben, danken zij toch over 't algemeen hun levensonderhoud alleen aan hun vee.

Is dat geen diefstal? Of, nog erger, is dat geen rooverij?" Hij liet zijn oog vragend rondgaan over allen, en daar hij niet dadelijk antwoord kreeg, vervolgde hij: "En met zulke roovers kreeg ik het destijds te doen. Ik was mij uit Missouri hier komen neerzetten met een behoorlijken koopbrief in mijn hand. Mijn vrouw en zoons waren bij mij.

Het is een dezelfde botsing in kinderlijke verhoudingen als waarvan ik in het vorig hoofdstuk sprak: tusschen het hoogere en lagere, het bijzondere en het alledaagsche. En hij begreep niet, waarom de heele familie niet naar Italië ging, om daar 'n behoorlijke rooverij optezetten. 't Zou hem benieuwen wat er gebeuren zou met zijn vers....

Terwijl de gevangengenomenen onder beschuldiging van rooverij, waarvan later de waarheid bewezen werd, naar boord van het vlaggeschip werden gezonden, namen wij ons halve kalf zonder stoornis in bezit. Toen bij het onderzoek aan het licht kwam, dat wij eigenlijk de hoofdschuldigen waren, baatte hun dit slechts weinig. Alleen werd toen ook onze boot geïnspecteerd, wat wij voorzien hadden.

Toch verzekerde men mij, dat de geest der bevolking er niet beter op geworden was, sedert zich hier ook eenige Barea gevestigd hadden, en de andere inwoners hadden besmet met die zucht voor rooverij, die bij dezen stam onuitroeibaar schijnt. De toestand van deze stammen is dan ook inderdaad zeer treurig.

Maar dat is niet mogelijk: de gouverneur kan toch zijn vertrouwen niet schenken aan iemand, die publiek geschandvlekt is. Maar de bastonnade is geene schande, mijn jonge meester. En wie zou ook beter de rooverij kunnen tegengaan en beteugelen, dan de prefect?