United States or French Polynesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik wil niet, dat ge mij mevrouw noemt." "Straks toen ik hierheen ging," antwoordde Jean Valjean, "heb ik in de straat Saint-Louis bij een schrijnwerker een meubelstuk gezien. Ware ik een mooie vrouw, ik zou het mij aanschaffen. 't Is een fraai toilet, naar den laatsten smaak, van rozenhout, zooals gij het noemt, geloof ik. 't Is ingelegd. Met een grooten spiegel. Er zijn laden in. 't Is lief."

Ga mee naar de kajuit, ik zal u kostbaarheden toonen, zooals gij ze nog nooit hebt gezien." Hij opende de kasten en laden, en zooals zonnelicht, dat de duisternis opent, stroomden de edelsteenen naar alle zijden. De schragen der kasten waren van goud. De laden waren met zilver beslagen. De tafelen waren van rozenhout, met ivoor belegd.

Op de tafel van wormstekig rozenhout ligt een deel van de Spaansche Balladen, in een beschadigden leeren prachtband uit de dagen, waarin zulke boeken nog ten geschenke werden gegeven, en slechts voor pronk dienden.

In haar geest verrees de voor haar steeds wreede herinnering aan den dood van haar jongste zoontje, dat aan diphtheritis gestorven was, aan zijn begrafenis, aan de algemeene onverschilligheid bij zijn kleine kist van rozenhout, aan haar eigen hartverscheurend wee, toen ze zijn bleek gezichtje met de gelokte slapen en zijn als van verbazing geopend mondje zag, voor het deksel met het gouden kruis het kistje sloot.

In den Bosch zag ik een kinderkast, uit rozenhout, geheel vervaardigd naar de afmetingen, welke men ingewonnen had. Ze is een modelstuk, stijl Lodewijk XVI. Ze doet den vervaardiger, Dirks, alle eer aan.

Hij had net een lekker slaapje gedaan en rookte nu heel genoeglijk uit eene lange pijp van geurig rozenhout; want rozenhout was er veel in het land van den Kalif, doordat er zooveel rozen groeiden.

De daarop volgende geleek het boudoir eener fransche hofdame uit den tijd van Lodewijk den XVde: een ameublement van zeegroen damast; vergulde lustres, een geheel vormend met ovale spiegels; werktafels van kruiselings ingelegd rozenhout met in vergulde schoentjes gevatte pooten; boven eene kanapee het zachtgekleurd portret eener bruid uit de school van Greuze; eene vergulde kroon, die voor een ruiker van waterlelien zou hebben kunnen doorgaan; snuisterijen om te stelen; eene pendule van saksisch porselein, op wier top men een kleinen herder met keurig geschoren baard, eene korenbloem in den hoed van een herderinnetje steken zag.

De pijp die men mij gaf, en ook die waaruit hij rookte, hadden een roer van echt rozenhout, dat met gouddraad omwonden en met edelgesteente versierd was. De mondstukken verdienden in een museum ten toon gesteld te worden. Het barnsteen was half doorzichtig, wolkrijk, een soort dat in het Oosten veel hooger geschat wordt dan het doorschijnende.