United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een klein Roofdier, dat vroeger tot de familie der Civetkatten werd gerekend, is, volgens latere onderzoekingen nog het naast aan de zooeven beschrevene, Amerikaansche Kleine Beren verwant. Het volwassen mannetje bereikt een totale lengte van ongeveer 95 cM., waarvan twee vijfden op den staart komen. Door zijn gestalte herinnert dit dier aan een kleinen Vos, door zijn kleur aan de Neusberen.

Hij zou een voortreffelijke speurhond zijn; maar, het is geen gemakkelijke taak een Roofdier met zulk een karakter aan den wil van den mensch te onderwerpen. Schweinfurth zag in een "seriba" in Bongo-land "een buitengewoon goed getemd exemplaar, dat voor zijn meester zoo volgzaam was als een Hond."

Nu durfde het Roofdier geen aanval meer wagen, maar liep weg langs de palen en sprong hierbij op, alsof het zich tusschen de toeschouwers wilde verschuilen. Ten slotte dreef men alle drie Olifanten op den Tijger aan, en deze brachten hem zulke slagen toe, dat hij nogmaals voor dood bleef liggen en zijne aanvallers vermeed.

Maar nu trekt het roofdier, als het gevangen is, de val, het boompje en den ketting achter zich aan. Met ongeloofelijke inspanning kan het dan meestal zich nog een eind verwijderen, maar niet ver. Des morgens gaat de jager het spoor volgen, dat zeer duidelijk is, en als hij nadert, laat het roofdier een gebrul hooren en valt dan met woede aan. Dus moet het worden neergelegd met een kogel.

Men mag van een Roofdier van zijn soort niet het onmogelijke vergen. Nog in den tegenwoordigen tijd laten de Indische vorsten gevangene Tijgers met andere sterke dieren vechten, n.l. met Olifanten en Buffels. Tachard zag zulk een strijd in Siam. In een door paalwerk omsloten perk leidde men drie Olifanten, welker kop met een soort van pantser bedekt was.

De voorpooten gooien de vlinder op, de wind waait haar langs den grond. De kat springt toe, als een roofdier dat speelt met zijn prooi. Zij heeft de vlinder wèer. Zij draagt haar in den bek, legt haar neer op een plekje van zon, duwt haar spelend vort met fluweelen stootjes van den sterken poot. De vlinder beweegt niet meer. De gebroken, verfletste vleugels hangen mat op den stoffigen grond.

Er gebeurt trouwens niet altijd een ongeluk, als zulk een Roofdier in een stad verdwaald geraakt, want het geblaf van de Honden, die het vervolgen, en het te hoop loopen van de menschen brengen het zoo zeer in de war, dat het zich tracht te verbergen. De wonden die de Jagoear toebrengt, zijn altijd hoogst gevaarlijk, niet alleen wegens hun diepte, maar ook wegens hun aard.

Tegenwoordig is zij op Oepoloe zeldzaam geworden, niet zoozeer omdat de inboorlingen vuurwapenen hebben leeren gebruiken, als wel wegens hun liefhebberij voor Katten; deze zijn hier gedeeltelijk verwilderd en hebben naar men zegt een groote opruiming gehouden onder de tot dusver door geen enkel roofdier bedreigde Vogels.

"De onverzadelijke bloeddorst en moordlust, die de Galago hierbij openbaart, zou men bij zulk een hoog ontwikkeld Handdier niet verwacht hebben. Hij is even goed begaafd als eenig ander roofdier: scherp van gezicht als een Losch, fijn van gehoor als een Vleermuis, geschikt om een spoor te volgen als een Vos, en, hoewel niet zoo verstandig als deze, toch wel degelijk listig.

"De Eskimo," zegt hij, "is een roofdier, zonder eenig ander genot, dan het eten; hij mist elk zedelijkheidsbeginsel, en verslindt al wat hij bemachtigen kan evenals de gier en de tijger;.... hij eet slechts om te slapen, en slaapt alleen, om weder zoo spoedig mogelijk te kunnen eten."