Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Nauwkeurige berichten over de voortplanting van den in vrijheid levenden Agoeti ontbreken ons tot dusver. Men weet, dat dit dier zich tamelijk sterk vermenigvuldigt, dat de wijfjes in alle maanden van het jaar jongen ter wereld brengen en dat iedere worp uit verscheidene jongen bestaat. Rengger verhaalt, dat de Goeti, als hij jong gevangen en met zorg grootgebracht is, bijna een huisdier wordt.
Rengger bericht hierover het volgende: "Toen ik op een zwoelen zomeravond, van de eendenjacht terugkeerend, in mijn schuit naar huis voer, bemerkte mijn metgezel, een Indiaan, aan den oever van den stroom een Jagoear. Wij naderden hem zooveel mogelijk en verborgen ons, om te zien, wat hij zou doen.
Een geheel volwassen Jagoear is, volgens Rengger, 145 cM. lang, van den top van den snuit tot aan den wortel van den staart gemeten, en 68 cM. van hier tot aan de spits van den staart. A. von Humboldt maakt echter melding van sommige exemplaren, die even groot waren als de Koningstijger. In de schouders is de Once ongeveer 80 cM. hoog, een weinig meer of een weinig minder.
Men schiet het van een hinderlaag uit, of vangt het in vallen, of jaagt het met Honden, waartegen hij zich alleen in den uitersten nood verdedigt. Rengger heeft verscheidene van jongs af door hem opgevoede Yagoearondi's in gevangenschap gehouden. Zij werden zoo tam als de zachtmoedigste Huiskat; hun roofzucht was echter zoo groot, dat men hun niet kon toestaan, vrij in huis rond te loopen.
Azara, Hensel, Rengger en de Prins von Wied hebben uitvoerige beschrijvingen gegeven van het leven van den Neusbeer in vrijen toestand. "De Neusbeer," zegt Hensel, "is in Brazilië zoo menigvuldig, dat ik niet minder dan 200 schedels van dit dier heb kunnen verzamelen.
"De Yurumi," zegt Rengger, "ziet er zeer leelijk uit. Zijn kop heeft den vorm van een langen, dunnen, een weinig naar beneden omgebogen kegel en eindigt in een kleinen, stompen snuit.
Paraguay, Uruguay en Noord-Argentinië zijn het vaderland van dit overal veelvuldig voorkomend Hert. Volgens Rengger wordt het hoofdzakelijk op open en droge velden in de weinig bevolkte gewesten gevonden; het vermijdt, zelfs wanneer het hevig vervolgd wordt, de nabuurschap van moerassen en de wouden. Het leeft paarsgewijs en in kleine troepen; de oude bok zondert zich af.
Weinige dieren zijn zoo geheel aan de boomen gebonden als de Brulapen. Zij komen hoogst zelden op den grond, waarschijnlijk dan, als het hun onmogelijk is te drinken op de gewone wijze, n.l. door te gaan hangen aan de takken en slingerplanten, die het dichtst bij den oever groeien. Humboldt zegt, dat zij niet in staat zijn om reizen of zelfs wandelingen over den vlakken bodem te doen. De Indianen beweren, dat de Brulapen menigmaal breede stroomen overtrekken. Rengger houdt dit bericht voor een sprookje, dat den vreemdeling op de mouw wordt gespeld. "Zij zijn," zegt hij, "zoo bang voor het water, dat zij eerder verhongeren zullen, dan pogingen aan te wenden om zwemmend een anderen boom te bereiken, wanneer zij na een snelle rijzing van den waterstand in den stroom door het hun antipathische element op een boom zijn ingesloten. Zoo ontmoette ik eens zulk een bende Apen in een boom, die aan alle zijden door 't water omringd was; deze dieren waren uiterst vermagerd en konden zich uit zwakte nauwelijks meer bewegen. Zij hadden niet slechts alle bladen en jonge takken, maar zelfs een deel van den schors van den boom verslonden. Om het naastbijgelegen woud te bereiken, zouden zij slechts 18
"In het midden van den winter," zegt Rengger van de in Paraguay levende soorten van Buidelratten, "in Augustus n.l, vangt bij haar, naar 't schijnt, de paartijd aan; in deze maand althans ontmoet men dieren van verschillend geslacht dikwijls bij elkander; in de daarop volgende maand vindt men drachtige wijfjes. Deze werpen slechts éénmaal per jaar jongen.
Het geringste gedruisch trekt onmiddelijk zijn aandacht. Des nachts, bij 't licht der sterren is zijn gezichtsvermogen het scherpst. Zijne geestvermogens schijnen gering te zijn. Nooit leert dit dier zijn meester kennen, het volgt diens roep niet en is onverschillig voor zijne liefkoozingen. Dat er een groote genegenheid tusschen mannetjes en wijfjes bestaat, werd door Rengger opgemerkt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek