Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 oktober 2025
De wegen werden droog en hard, een haan kraaide, er vlogen duiven, en Pallieter zei: "Dat is 'n heilig weer!" Zoo wandelend van den eenen weg op den andere, hoorde hij opeens ievers orgelmuziek. 't Waren als glazen pianoklokken, als kloppen op kristallen flesschen. Dat deed zoo goed en heerlijk in dezen verrassenden dag, dat Pallieters hert er van opwipte in zijn lijf. En hij er op af.
En toen begonnen de drie doedelzakken te ronken en te gonzen, en het rietklankige hobogespeel bibberde hel daarover en daarop en om, als een regen van klank. En voor Pallieters gespannen oog gingen er driftige spaansche dansen op, weemoedige russische liederen, sterke zangen uit de bergen en slepende liederen uit de bretonsche vlakten.
Er waren hooge wolken in de frissche lucht, en in de beemden overal koeien, en ver de heuvelen met dennenbosschen begroeid. En zij zat in dat pruimpurpel kleedje sterk in Pallieters arm geprangd, wijl hij met den anderen stuurde. Haar vool waaide soms op, en als het weer neerhong nevens haar gezicht, filterde de zon er door en vergulde fijn haar roode kaken.
En dan begon hij zoo luid en zoo lang te lachen, dat de eene echo tegen den andere botste, dat er overal lachers waren, hier, daar, voor en achter hem, en terwijl de weergalmen kruisten, daverde de lach gedurig uit Pallieters mond. Heel het bosch lachte. "Nij hemme de boeme gesproke," zei Pallieter, en zingend liep hij verder. Het woud was lijk 'n hooge zaal.
Hij bleef zien naar een koninksken dat tegen een boom opklom en naar roodgevlekte, wondergroote paddestoelen aan den voet der boomen. Overal lagen konijnenkeutels, en de diertjes ervan, door Pallieters lied verschrikt wipten in hun holen. Hij zag een vossenklem. Met een stamp deed hij ze afschieten, en haar onder den grond stoppend zei hij: "Oemda de vos gi gers èt, mut hem steurve! Arme voskes!"
Hij werd er naar toe getrokken lijk naar een groot geluk, en ineens liep hij erin en verdween tot aan zijn borst in het machtige rood. De zon vlamde en beet door de groote bloemen, lijk door rood glas, en poeierde van vinnigheid een rooden gloed de lucht in, zoodat Pallieters gezicht ermee omwonden was, en zijn handen en zijn haar.
De zon was zoo hevig, dat ze door de dichtste boomen heelder bundels pijlen schoot en de bladeren bijna doorzichtbaar maakte. Maar daar kwam, van tusschen zilveren olmenstruiken, iets roods, bloedroods in Pallieters oogen pikken. Hij sprong over het grachtje, kroop door het gewas, en daar stond hij voor een overgrooten bunder papavers.
Ik daag u uit!" en een zijner geglansde handschoenen in Pallieters lachend gezicht kletsend, siste hij "Welke wapens kiest ge?" "Het kanon," zei Pallieter ernstig. "Hoe?... wat?... Hoe wilt ge?..." vroeg de graaf verbluft.
Mariekes rokken wierden tusschen en tegen haar struische beenen geslagen en gespannen, dat men duidelijk haar schoone vormen zag. Pallieters pijpsmoor verwaaide met den wind. Dat was buitengewoon zoo te kunnen veeren! en beiden bleven recht staan om den goeden wind overal te voelen drukken. En zoo vaarden ze steeds verder en verder op, de schoone Nethe, die boven het land verheven lag.
En dan reed hij op het blauw hondenkarretje naar den meulder van over de Nethe om een zak graan en een halve zak terwe. Die meulder was de vader van Fransoo, de landschapschilder, Pallieters beste vriend. Loebas baste van vreugd, en liep met korte, rappe stapkens.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek