Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 oktober 2025
Fonske had niemand, maar wel was er iemand, naar de andere kereltjes althans beweerden, die heel graag Fonske had gewild, en dat was niemand minder dan Lisatje Van Belleghem, het veertienjarig dochtertje van Fonske's eigen baas.
Hij zei ineens te veel. Hij zei ineens álles. Het duizelde in haar. O, Fons, zuchtte zij. Hij nam haar hand. En zijn arm sloeg hij zacht om haar middel. O, dat er ons iemand moest zien! sidderde zij. Hij sloot haar dicht tegen zich aan, hield haar stil, gaf haar zijn eersten zoen. Lisatje, 'k zie ou geirne, zuchtte hij. De jonkvreiwe zie-je geirne, antwoordde zij, zich loswringend.
Hij mocht verliefd zijn op de jonkvrouw, evenals hij mocht verliefd wezen op Lisatje; dat maakte geen verschil: de eene was niet meer dan de andere.
Hij zou zijn vrienden op het dorp maar niet meer nooden. Hij was wel niet verliefd op Lisatje, maar hij wist niet waarom hij had toch niet gaarne gezien, dat een van die twee op haar ging verlieven. Beiden waren hoogst verrukt van Lisatje. Zij hielden daar een betoog, midden op de straat, over 's meisje's frissche schoonheid, die voor Fonske als een openbaring klonk.
Hij had er soms 's nachts in zijn bed om geschreid en dat onbevredigd gevoel tegenover jonkvrouw Elvire had hem ook bestendig de zachte genegenheid doen verwaarloozen van Lisatje, die na haar eerste en eenige pruilbui, weer dadelijk zoo lief-toeschietelijk naar hem toegekomen was.
Zijn geest was er al vreemd geworden; zijn blik kon er zich niet meer aan boeien en zacht kwam hij terug naar 't nederig huisje onder aan den heuvel, het laag, manegeel huisje met de geslotene, grijsblauwe luiken, waar nu ook Lisatje Van Belleghem van hun zoo lang door hem verwaarloosde geluk te droomen lag.
Een gejaagd geritsel door de blaren, een hijgend geloop langs het paadje en zij stond vóór hem, door een andere vrouw vergezeld. O, jongen toch! O, jongen toch! al vier uur lank da 'k ou zoeke! Wa schilt er toch! Wa hè-je gij toch gedoan! snikte zij. 'K ben ziek, 'k heb heufpijne, antwoordde hij dof. En meteen herkende hij, in 't manelicht, de vrouw die met zijn moeder was: Lisatje Van Belleghem.
Hij kwam er van lieverlede toe Lisatje te beschouwen als iets waar hij in ieder geval recht op had, als iets dat zijn persoonlijk bezit was, een bezit dat hij zich enkel nog uit vrees, ontzag en liefde voor de kasteeljonkvrouw niet openlijk dorst toe te eigenen, zooals Sylvain en Florimond hem 't voorbeeld gaven.
Zij waren aan zijn huisje en 't speet hem, dat zij er reeds waren. Maar Lisatje kon niet alleen naar huis zoo laat in den avond en zijn moeder zelve zond hem met haar mee. Eerst spraken zij geen enkel woord. 't Was of 't verlangde alleen-zijn hem nu plotseling verlamde. Al het andere stormde ook nog even als een woeste deining in hem op.
Dìt es goed, dìt is nog veel beter, zei nu op zijn beurt, in kalme woorden, Sylvain, een lijstje uit den stapel nemend. En hij ging er mee bij 't raampje staan. 't Was 't conterfeitsel van Lisatje Van Belleghem. Zonder het zelf te weten had Fonske er iets werkelijk-aardigs van gemaakt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek