United States or Italy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onder het prevelen van tooverspreuken en innige gebeden voor het welzijn en het geluk harer dochter, kookte zij die kruiden tot een drank, welke de kracht bezat, om de harten van hen, die hem dronken, in liefdegloed te doen ontvlammen en door onverbreekbare banden levenslang aan elkaar te snoeren.

In de lente deelde dit groote bosschage, vrij achter zijn hek en tusschen zijn vier muren, in den algemeenen arbeid der ontkieming en van den liefdegloed, trilde het bij de opgaande zon schier als een dier, dat den invloed der cosmische liefde in zijn aderen voelt zieden; dan zijn weelderig groen haar in den wind schuddende, bestrooide het de vochtige aarde, de half vergane beelden, de bouwvallige stoep van het paviljoen en zelfs de keien der eenzame straat met bloemen en sterren, met dauw en paarlen, met vruchtbaarheid, schoonheid, leven, vreugd en geur.

Wel is waar eene liefde, die niets had van de zottelijke teederheid waarmee ik andere jongelieden elkander zag omgeven en die niet dan mijn afkeer wekte, maar toch liefde, en die nu op eens tot een verboden, een schuldigen hartstocht werd misvormd; want het licht dat mij opging over den man dien ik liefhad was als een fakkel waardoor alles in mij tot vuur en vlam werd, vlamme van haat en verontwaardiging, die helaas den liefdegloed niet verteerde, maar te feller branden deed.

OBERON. Nu vlug door 't woud, nog vlugger dan de wind, Of gij de Atheensche Helena er vindt; Ze is bleek van wang en krank door liefdegloed, Want minnezuchten drinken 't hartebloed. Geleid haar hier door uw begoochlingsmacht; Intusschen proev' zijn oog mijn tooverkracht. PUCK. Ik ijl, ik ijl, zie hoe ik ijl: Sneller dan ooit van Parthers boog een pijl.

Heb deernis met den honger, die mij kwelt, Nu ik zoo lang naar voedsel smachten moet. O, kendet gij der liefde macht in ons, Eer ondernaamt gij vuur met sneeuw te ontsteken, Dan liefdevuur met woorden uit te dooven. LUCETTA. Uw laaien liefdegloed wil ik niet dooven, Maar slechts van 't vuur de wilde woestheid teuglen, Aleer 't der rede perken overslaat.