Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Een viertal bandieten, Claquesous, Gueulemer, Babet en Montparnasse, regeerden van 1830-1835 het derde onderaardsche gewelf van Parijs. Gueulemer was een ontaarde Hercules en had tot hol den modderpoel van de Arche-Marion. Hij was zes voet lang, had marmeren borsten, stalen armspieren, ijzeren ingewanden, de romp van een kolos, het hoofd van een vogel.
Dat was voorzeker iets waarover de nieuwsgierigen zich moesten verwonderen, indien zij zich althans op eenigen afstand hielden, want, als zij dichter bij den kolos kwamen, ontdekten zij het geheim en week hunne verbazing voor bewondering.
Gavroche lichtte ze, met buitengewone krachtsinspanning op en zette ze tegen een der voorpooten van den olifant. Bij de plek, waartegen het boveneinde der ladder rustte, zag men in den buik van den kolos een donkere opening. Gavroche wees de ladder en de opening aan zijne kleine gasten, en zeide: "Klimt nu op en gaat binnen." De beide knaapjes zagen elkander ontsteld aan.
Hy geve zich rekenschap van de grootsche opvatting van dat gebouw, in de ziel des bouwmeesters Gerhard von Riehl ... van 't geloof in de harten des volks, dat hem in-staat stelde dat werk aantevangen en voorttezetten ... van den invloed der denkbeelden die zùlk een kolos noodig hadden om als zichtbare voorstelling te dienen van het ongezien godsdienstig gevoel ... en hy vergelyke deze overspanning met de richting, die eenige eeuwen later het oogenblik deed geboren worden, waarop men 't werk staakte.
Met trots voegde hij hierbij, dat de bouwmeester, nog eer de zon onderging, aan de Alexandrijnen het wonder zou doen zien, hoe men in één dag het standbeeld van twee personen van de eene plek naar de andere vervoeren kon, en zóó zorgvuldig nederzetten, dat het zoo vast stond als de duizendjarige kolos van Thebe.
"En," merkte de oudste der kleinen bedeesd op, die alleen tot Gavroche durfde spreken en hem antwoorden, "een vonk zou in het stroo kunnen vallen; wij moeten zorgen, dat we het huis niet in brand steken." Het onweder werd heviger. Men hoorde, tusschen het rollen des donders, den plasregen tegen den rug van den kolos kletteren.
Gij zijt toch onze God, wij kennen anders geen, Wij hebben toch nooit beeld van koper noch van steen, Gesternte, zon noch maan, noch schepsels creatuurlijk, Nog nooit gouden kolos noch zilverbeeld figuurlijk, Afgodisch aangebeèn, noch zichtbaar beeldtenis; In vuur noch in geboomt' wij nooit geheimenis Verblind hebben gezocht, noch uw onsterflijk wezen.
Ik hoû niet van Bébert, van dien blonden, uitwendig somberen kolos: hij is niet te vertrouwen; hij is een bruut, zonder meer; als hij worstelt, doet hij altijd de verbodene trucs en wordt brutaal en zoo nijdig als hij verliest, dat de andere sterke heeren hem vreezen.
Als ik langs het hoofd van den boer heen keek, werd het veld langzaam-aan geler, een dor gele volte werd het, bar geel in de groeiende zon, en daar midden-in rees de stompe kolos van een molen met een van stroo gevlochten dak, als een muts van vreemd fatsoen bovenop den steenen en geringden cylinder, waaruit de gaten der vensters als donkere oogen staarden.
Nu hadden zij den grond weer bereikt. Bob blies op zijne occarino. »Hallo! Op! Op!» gebood hij. En zie, onder een daverend gejuich van de toeschouwers ging bruintje op zijne achterpooten staan en begon te dansen. Bob voerde den dansenden kolos langzaam naar den wagen, bond vlug de einden van het touw stevig aan elkander, wierp den beer het laatste stukje van zijn brood toe, en ging bedaard heen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek