Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juli 2025
Een der merkwaardigste verschijnselen aan den Noorweegschen litterairen hemel der periode, die ons hier bezig houdt, is Al.L. Kielland geweest, zoowel door het comeetachtige van zijn verschijnen en zijn verdwijnen, als door zijn stijl, die zoo sterk afwijkt van wat men in Noorwegen voor en na hem te zien heeft gekregen.
Hier heeft men dus in tegenstelling met de romans van Kielland te doen met een geval, waarin de tendentie zoozeer de overhand heeft, dat het boek daardoor geheel buiten het kader der kunstwerken valt. Maar nu deed de regeering het domste, wat eene regeering in zulk een geval kan doen: zij legde beslag op het boek en liet den schrijver tot gevangenisstraf veroordeelen.
Kielland stamt uit eene rijke koopliedenfamilie te Stavanger; hij werd in 1849 geboren, bezocht het gymnasium zijner geboortestad, werd op twintigjarigen leeftijd student, nam het leven schijnbaar gemakkelijk en wekte geen bijzondere verwachtingen. Hij verliet de universiteit in 1871, vestigde zich als advocaat zonder praktijk, kocht een pannenbakkerij en trouwde.
Dit plotselinge ophouden, nog meer dan het plotselinge begin, toont, dat Kielland eigenlijk niet bezat, wat men wel de dichterroeping noemt, den inwendigen drang, om zich te uiten, om iets schoons voort te brengen. En nog minder de ijdelheid, om zich een naam te maken. Zeer groote gaven had hij, maar om hem tot dichter te maken, was er nog een ding noodig.
En het voorwerp van hun twist is hij Johannes, die niet kan gelooven, wat zijn vader gelooft, die tegen den spot der spotters niet is opgewassen, maar evenmin tegen den sterken wil van zijn vader, die Gabriële liefheeft en droomt van een verzoening tusschen het oude en het nieuwe. Het is eene tweede uitgave van Abraham Løvdal. Zulk een verzoening houdt Kielland voor onmogelijk.
Kielland schildert tegenover de wel trotsche, maar ook loyale familie Garman een stand van rijken, welks bloei in den tijd van Skipper Worse nog in zijn aanvang was, maar in Kielland's dagen reeds een groote plaats innam, de opkomelingen, die de weelde niet kunnen dragen.
De vraag der opvoeding gaat Kielland na ter harte; dit is wel mee de oorzaak, dat hij op Gift twee vervolgen geschreven heeft. Het eerste heet Fortuna. De schooljongen uit Gift, Abraham Løvdal, die bij zijn confirmatie zoo'n mooi gouden horloge, maar nog mooier lessen in levenswijsheid van zijn vader kreeg, treedt hier als man op.
Kielland is zijn vroegste voorbeeld geweest , maar hij ontwikkelt zich in eene zelfstandige, maar ook zeer eenzijdige richting. Aan den meester herinnert het heldere en distincte in den vorm, de voortreffelijke caricatuurteekening, de onversaagdheid in de keuze en behandeling zijner stof, die echter bij hem tot ruwheid wordt, het zich verdiepen in het leven eener kleine plaats.
Als Tørres eindelijk de vrouw bemachtigt, die hij reeds als winkeljongen met begeerige oogen heeft aangezien, besluit hij, zijn zoon Jacob te noemen, en hij zelf wil hem leeren, dien naam te dragen. Kielland legt er den nadruk op, dat het verlies van cultuur, dat ik hierboven noemde, de voorwaarde is voor een succes als dat van Tørres.
Ook indien de schrijvers geloofden aan de mogelijkheid van verbetering, stonden zij toch tegenover het bestaande vijandig, en hun tendentie voerde hen er toe, den nadruk te leggen op de schaduwzijde. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld te zien bij Kielland. Het zuivere naturalisme plaatst zich meer op een afstand; het wil objectief zijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek