Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juni 2025


De kapitein riep; een hofmeester verscheen, aan wien hij in zijne vreemde, voor mij onverstaanbare taal eenige bevelen gaf; daarop wendde hij zich naar Ned Land en Koenraad en zeide: "Een maal wacht u in uwe hut; volgt dien man slechts." "Dat weiger ik niet," antwoordde de harpoenier. Koenraad en hij gingen eindelijk uit de cel, waarin zij meer dan dertig uur hadden opgesloten gezeten.

"Maar dan bevat dit toestel," zeide ik, "een werktuig om het in beweging te brengen en eene equipage om er mede om te gaan?" "Natuurlijk," antwoordde de harpoenier, "en toch heeft dit drijvend eiland gedurende de drie uur dat ik er op zit, nog geen teeken van leven gegeven." "Heeft het schip zich dan niet bewogen?"

Het geslacht van den harpoenier was uit Quebec afkomstig, en telde reeds tal van stoutmoedige visschers in den tijd toen deze stad aan Frankrijk behoorde. Ned kreeg langzamerhand meer lust in het praten, en ik hoorde gaarne het verhaal zijner avonturen in de Poolzeeën.

"Welnu, hoor mij aan en onthoud het," en daarop begon hij eene geleerde verhandeling over de visschen, waarbij de harpoenier allerlei uitroepen deed hooren, die genoegzaam bewezen, dat hij al die geleerdheid van Koenraad al bijzonder weinig telde, en de visschen alleen uit het oogpunt van eetbaarheid beschouwde.

"Moet ik u gelooven?" vroeg Ned, terwijl hij een oogje knipte. "Gij moet mijnheer gelooven," antwoordde Koenraad. "Dan besluit ik hieruit," hernam de harpoenier, "dat ik de walvisschen van deze zee niet ken, omdat ik hier nog niet geweest ben." "Zooals ik u zei, Ned." "Een reden te meer om er kennis mede te maken," antwoordde Koenraad.

Bij die woorden stond Ned Lang plotseling op; de bijna geworgde hofmeester ging met wankelende schreden de deur uit, toen zijn meester dit met een wenk beval; en zóo groot was de invloed van den kapitein op zijne onderhoorigen, dat geen enkele trek op het gelaat van den hofmeester de wraak aanduidde, welke die man tegen den harpoenier moest koesteren.

Een dozijn scaphanders hing langs de wanden en wachtte de wandelaars. Toen Ned Land ze zag, toonde hij zichtbaar weerzin om er een aan te schieten. "Maar mijn beste Ned," zeide ik hem, "de bosschen van Crespo zijn slechts onderzeesche bosschen." "Goed," mompelde de teleurgestelde harpoenier, die zijne droomen van versch vleesch in rook zag verdwijnen.

"Zien!" riep de harpoenier, "maar men ziet niets, en zal nooit iets zien in die ijzeren gevangenis; wij varen in den blinde...." Toen Ned dit zeide, werd het eensklaps donker als de nacht. Het licht aan de zoldering verdween, en wel zoo snel, dat mijne oogen er pijnlijk door werden aangedaan, evenals dit geschiedt, wanneer men van de diepste duisternis plotseling in het schitterendste licht komt.

"Op dit oogenblik, mijnheer de professor, ligt de Nautilus tien meter onder water, en wij behoeven slechts te gaan." "Maar hoe komen wij er uit?" "Dat zult gij zien." De kapitein zette zijn helm op, welk voorbeeld Koen en ik volgden, terwijl wij nog hoorden dat de harpoenier ons spottenderwijze een goede jacht toewenschte.

Hebt gij dan bijzondere redenen om zoo ongeloovig te zijn?" De harpoenier keek mij eenige oogenblikken aan voor hij een antwoord gaf; drukte zooals hij gewoonlijk deed de breede hand tegen het voorhoofd, kneep de oogen toe als om een besluit te nemen, en zeide eindelijk: "Misschien wel, mijnheer Aronnax."

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek