United States or Estonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij beklaagde de meisjes Davis, die linksch en alledaagsch waren, en geen ander geleide hadden dan een grimmigen papa en drie nog grimmiger ongetrouwde tantes, en ze groette hen in het voorbijgaan met een allervriendelijkste buiging, wat heel lief van haar was, daar zij ze zoodoende in staat stelde om haar japon op te nemen, en van nieuwsgerigheid te branden om te weten, wie haar gedistingeerde vriend toch wel mocht zijn.

Hij heeft ernaar gestreefd, zegt hij in de voorrede van zijn boek, bij zijn bekenden eenig gevoel te wekken voor de heerlijke koraaleilanden en hun idyllischen vrede, voor den ernst van het donkere oerwoud en den grimmigen toorn van den oceaan.

Uw leven is ten einde, en de Doodsgodin gaat over het veld en grijpt Grijswolks zonen, allen." Toen ging zij verder en kwam tot Helgi. En zij zeide tot hem: "Heil u, Helgi. Gij moogt u verheugen, gij lieveling van den Zonnegod. Den grimmigen Hadubrant hebt gij verslagen: nu zijt gij heer over beiden, over roode ringen en over het rijke meisje, mij.

»Nooit weer over mijn drempel!" riep Jansen nog eens. »Neen," zeide Jack Williams met een grimmigen vloek, »over dien drempel zal ik nooit meer komen dat zweer ik!" Er zat geen vroolijk gezelschap aan het avondeten. Tante Martje had roodgekreten oogen, en op het gelaat van baas Jansen lag een diepe plooi van smart en verontwaardiging.

Zijn anders altijd goedmoedige gezicht had dan, door het sleepen met dien zwaren etensdrager over boomstammen en struiken en door een warnet van takken en ineengestrengelde lianen een grimmigen trek gekregen, doch zijn goede humeur herstelde spoedig als hij neergehurkt tegenover zijn etenden baas, geduldig zat te wachten.

Die opruier had goede redenen om het ergste te vreezen, en nu liep hij in zwarte rouwkleederen achter Arius aan, dien hij nog maar enkele maanden geleden met grimmigen haat had vervolgd, en riep hem voortdurend den zinledigen versregel toe: "Zijt gij wijselijk man, dan helpe de wijze den wijze." »Of die armzalige bedelarij geholpen heeft, zullen wij later wel hooren.

"Dank je, Schaeck!" zeide Berkheij: "zonder jou ging die vervloekte Waal mij wurgen." De trosknaap, een lange, vijftienjarige, sterkgespierde jongen, die, bij 't leger opgevoed, boven de Leidsche knapen het voordeel had van in de scherm- en vechtkunst wel geoefend te zijn, trad met een grimmigen blik op Schaeck toe. "Dat zul je mij betaald zetten," zeide hij: "waar bemoeit gij je mee?"