Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Ook Ambrosine was misschien van deze proefneming onbewust; althans Mama had, bij de vroegere opnoeming van hare qualiteiten, niet van ervarenheid in de oude fabelleer gewag gemaakt; maar zij had toch wel eens gehoord van bergen, met eeuwige sneeuw en ijs bedekt, en misschien klopte haar hartje van angst, daar zij gehoord had, dat Torteltak zoodanigen moest beklimmen; dus kon zij weinig achting en opgewondenheid gevoelen voor de Goudenaars, daar zij ze vergeleek met den jeugdigen held, die met vreugde van zulke ondernemingen sprak, zonder nog eens hoog daarvan op te geven.
De Goudenaars verhaalden veel van de hemelhooge bergen, die zij bij Kleef beklommen hadden, en hadden het met de Eunomianen en vele kleine tourtjesmakers gemeen, dat zij het bereiken van den hemel voor heel gemakkelijk hielden.
"En," voegde Veervlug er bij, "dat het een zwarte nacht was, bewijst alleen, dat het geen lichte maan was." "Mijnheeren," riep de schoolmeester verontwaardigd, "op zulk eene wijze kunt ge alle verzen wel uitkleeden." "Dat kunt ge ook," zeiden de twee andere Goudenaars. "Mits," grinnikte Veervlug, "dat er eerst inkleeding heeft plaats gehad."
Misschien oordeelde zij voorbarig; want zij had aan de table d'hôte toch reeds drie zeer solide gekleede Goudenaars en eene Delftsche familie met zeven kinderen ontmoet. Een der Goudenaars was zeer spraakzaam, en de zeven Delftsche kinderen waren zeer woelig, de Delftsche papa zeer kinderbedervend, en de Delftsche mama heel slordig.
Daar zaten, behalve de drie Goudenaars, de Delftsche papa en mama en vijf Delftsche kinderen, die dien avond mogten opblijven, en nog twee Heeren van Elberfeld, zoo even gearriveerd.
"Ik ook," zeiden de andere Goudenaars. De andere reizigers vonden het nu maar gepaster, de Engelschen met hunne thee en cognac in vrede te laten, en zelve rustig te souperen; vooral scheen de lieve Delftsche jeugd geenszins onverschillig voor de praeparaten van den Kleefschen kok. Daar heerschte zelfs ongeduld en ongerustheid dat er niet genoeg zou zijn onder de jeugdige Van der Klaasjes.
De Goudsche schoolmeester, die volstrekt geene notitie van haar binnenkomen genomen had, vond het gepaster dadelijk aan het gezelschap te zeggen: "Ik houd niet van Engelschen. Zij zijn mij te stuursch en onbeleefd." "Dat is wel waar, dat zult ge altijd zien," zeiden de andere Goudenaars, die misschien voor het eerst van hun leven Engelschen van zoo nabij zagen.
Juist toen de familie binnenkwam, had een der Goudenaars, een schoolmeester en opgewonden vaderlander in everlasting jas, na een paar trekken van Duitsche gastvrijheid te hebben aangehoord, de daad van Van Speyk opgehaald, en sprak op een uithalenden toon, aan sommige van zijne stadgenooten als aan hem eigen: "Ja, Mijnheeren Duitschers! dat was een groot stuk van Van Speyk."
"Dat was het wel," zeiden de andere Goudenaars. Veervlug, die zich terstond bij dit gezelschap gevoegd had, kon niet nalaten te zeggen: "Ja, Mijnheeren! Van Speyk voerde zoo'n groot stuk uit, dat er maar een klein stukje van hem overbleef." "En onze dichters hebben hem bezongen," zei de schoolmeester. "Dat is ook zoo," zeiden de andere Goudenaars.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek