Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juni 2025


Goethe heeft in de twee gedeelten van den Faust aan zijn lezers het beeld voor oogen gesteld van den mensch en zijn hoogste streven. Niet een historisch bepaalden persoon, gelijk in menig drama, noch een zielkundig merkwaardig wezen, als genie of "Uebermensch" heeft hij geschilderd; maar den mensch, die wij allen zijn.

Goethe schreef een studie over dat vraagpunt, en toen een goede kennis hem, terwijl hij voortwerkte aan zijn Faust, van Italië vertelde, liet hij het Germaansche drama liggen, en schreef een essay over Laakoon. Hij wilde weer naar het Zuiden, zijn wetenschap van dat land en zijn kunst volmaken, om er een monumentaal boek over te schrijven.

Een bekoorlijk tafereel schildert het welslagen dezer daad van Faust: een vroeger schipbreukeling, eenmaal aan deze kust gespoeld en verpleegd in de hut van Philemon en Baucis zoekt nu, jaren later, zijn weldoeners op, en aanschouwt van hun in 't duin gelegen woonplaats af, geen zee maar een vruchtbaar land: hetgeen u grimmig mishandeld heeft, de zee met haar schuimend wilde golven, ziet gij in een tuin herschapen: een tafereel als een paradijs!

Het is de Neo-Platonische en -Pythagoreische mystiek, die aldus het geheim der natuur wilde lezen. In de eerste eeuwen onzer jaartelling, toen de menschelijke gedachte een bewegelijkheid had als nooit tevoren en op alle wegen uitging om waarheid te zoeken, vond ook de magie grooten aanhang. Jamblichus300) had een beroemden naam als filosoof, maar ook als wonderdoener en bezweerder der geesten en van hem vertelde men, dat hij Eros en Anteros, geesten van liefde en wederliefde, in levende gestalten uit twee bronnen van zijn syrisch vaderland te voorschijn riep. In den tijd der Renaissance, toen het kerkelijk systeem was losgemaakt en het denken ongehinderd op vrije wegen ging, was ook aanstonds de geesten-theorie gevonden als middel tot doorgronding van het bestaande. Heel de natuur is een werk van geestelijke machten welke men kan leeren kennen en op welke men kan invloed oefenen door de magie. De naam Paracelsus zegt genoeg: maar er is een andere naam, die in verband met Faust meer zegt: Agrippa von Nettesheim1535), want deze man is niet slechts een belijder der natuurmystiek, maar is ertoe gekomen langs den weg van Faust. En terwijl zijn eene geschrift den titel draagt: "over de onzekerheid en ijdelheid der wetenschappen" heet het andere "okkulte filosofie"; de weg dóór het verstand tot de klacht "ik zie dat ik niets weet" en v

Faust is geen zeventiend' eeuwsche, maar een moderne mensch. De oude zedelijkheid is Israëlitisch gestempeld, en door ontkoming aan het Israëlitisme is Faust een mensch van den nieuwen tijd. De tegenstelling, die hier geldt is een andere dan de vaak genoemde tusschen de twee geestelijke standpunten: Israël en Hellas.

Tegenover de klacht van Faust klinkt zijn tevredenheid als onbewuste bespotting van zichzelf: "het is een groot genot zich in den geest der tijden te verplaatsen, toeziende hoe voorheen een wijs man heeft gedacht, hoe heerlijk ver ten laatste wij gekomen zijn." Wetenschap is herleiding tot het Onbegrepene. De klacht van Faust betreft niet de kwantiteit van het weten: het te weinig aan kennis.

THEOPHILUS is een der velen van wie in de middeleeuwen het verhaal ging, dat zij zich aan den duivel verkocht hadden; in de middeleeuwsche literatuur is dat niets bijzonders; met het oog op dat punt van overeenkomst de figuur van THEOPHILUS naast die van FAUST te plaatsen, heeft weinig zin. Alles hangt ook hier af van de wijze, waarop een dichter eene dergelijke stof behandelt.

Zoo eindigt de eerste weg van Faust, waar hij begon, hij eindigt bij de klacht; en het einde is smartelijker dan het begin; de tweede klacht overtreft de eerste; zij is roerender en dieper; zij heeft geen melancholie en geen droefheidshumor; zij heeft alleen verschrikking: "Ik gelijk niet u? Wien dan? Ik, evenbeeld der Godheid.... ik gelijk niet eens op u!"

De weddenschap van Faust en Mefistofeles. Maar Faust zal eerst gaan op den weg van Mefistofeles, alvorens hij zijn tegenstander overwint. Hij die in het zoeken naar de absolute kennis is teleurgesteld en geschokt is in het bewustzijn van zijn oneindige menschewaarde, is te meer vatbaar voor de Mefistofelische verleiding.

Hij is het Faustisch deel van deze; de kracht zelve is het duister element dat de Goddelijke scheppingsdrang voortbrengt uit zichzelf, afscheidt en overwint; deze wil ten kwade wordt tot het goede aangewend. In de menschelijkheid van Faust heeft hetzelfde plaats. Faust's titanisch wezen, werpt een duistere schaduw van zich af, gelijk iedere mensch zijn schaduw heeft.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek