Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 oktober 2025
Tusschenbeide draaide er eene haren grooten kop en keek met droomende oogen uit de half-duisternis en haar muil verging, zonder haast, van rechts naar links. Ze kluppelde met haren staart. De dakgoten geraakten boordevol en begonnen lawaai te maken op de vloerkareelen daarbuiten.
En sla nu dat blad vol onheilspellende cijfers eens digt, en waag een' blik op het lot van hen, die, droomende van vaderland, vrienden, vrouw welligt, op dien bodem, onder stormen-zwangeren hemel, in stik donkeren nacht, misschien eensklaps den dood voor oogen zien, of uren, dagen lang, beurtelings door hoop en vrees gefolterd, op eenen oceaan ronddrijven, slechts verlicht, ten einde ze zijne onmetelijkheid zouden erkennen, en het wanhopig makende ijdele gevoelen der hersenschim van redding, waarmede een enkele hunner zich nog vleit.
133 Wanneer ik bemerkte dat hij in toorn tot mij sprak, wendde ik mij tot hem met zulk een schaamte, dat het mij nog door het geheugen wielt. 136 En gelijk degene is die van zijn eigen schade droomt dat hij, droomende, begeert te droomen, zoodat hij dat, wat is, begeert, als ware het niet;
Vervolgens werden zijden dekens over de vermoeide schoonen uitgespreid, en zorgde eene schaar van eunuchen, dat geene moedwillige of twistzieke de rust van het droomende vrouwenheer verstoorde.
Ze kuierden nevens 't water. De kikvorschen sprongen vóor hunne voeten uit het gras, en bij elken stap steeg een wolkje muggen en kleine vliegen en sprinkhanen rondom. De bleekroode kardamienen trilden tenden hunne hooge stengels. Nu denk ik aan de prinsessen, Mane, zei Renildeke, en in hare strakke oogen leefde inderdaad een beeld van droomende wonderlijkheid.
En ’t ziet, in schemer-schijn der nachtzon, zweven Het schimmen heir, dat in den dood verzonk, Doch in den doodschen burg der nacht bleef leven. Met blauwe, droomende oogen staart op ’t woud De hemel, en, waar speelsche zonnestralen En mos en groene loover-zee bemalen Met een geweven waas van louter goud,
Van tallenkant rees de plechtigheid der schemering, alles omvattend in zoetig gewaad, voordeelig voor de droomende stilten.... Er werd gescheld aan 't voorhekken, en binst dat Albien zijn speelgoed wegdook in de dooze, tort Sebastiaan de kamer binnen. Het was zijn ure. Hij was altijd heel stipt.
De mensch luikt vol genot de droomende oogen, En ’t luwtje, als liefde, al zoetjes aangevlogen, Heeft kussend hem den sluimer ingeädemd... ’t Is alles nu met duisternis omtogen, En ’t starren-dak zendt stilte op ’t glanzend puin, De verre trots weleer van rots en kruin, Het maanlicht glipt door holle venster-bogen;
Hare lippen schenen niet voor den kus, maar voor den soeplepel gevormd; iets, dat daarom vooral goed was, omdat hare laatste en misschien eenige liefde de volmaakte Kok was. Aan hem was haar hart, hare ziel, haar verstand gewijd. Aan hem denkende, sliep zij in; van hem droomende, sliep zij door; naar hem verlangende, ontwaakte zij.
De droomende treurnisse, die gansch het beeld omlichtte, die 't kenbaar miek voor haar, Goedele, de gedoken oorzaak van de treurnisse zelve 't was allemaal een laaie openbaring. Hare lippen beefden en rappe stralen fonkelden noesch weg uit hare oogen. Hij zei, voelend dat haar niets te verbergen meer overbleef: Mijne vrouw. Ze ontving zonder wijken de harde bekentenis.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek