United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


Om haar heen zaten verscheidene leden van dat opkomende geslacht, dat in een Zuidelijk huishouden zoo talrijk is, bezig met erwten te doppen, aardappelen te schillen, vogels te plukken en andere voorloopige werkzaamheden, terwijl Dina telkens uit haar gepeins opkeek, om met een rolstok, die naast haar lag, een harer jonge helpsters een stomp of een tik op het hoofd te geven.

Zij waren gedeeltelik met witte klei besmeerd, waren behangen met vellen van slangen, doppen van kleine schildpadden, droegen armbanden en halskettingen, samengesteld uit menselike vingerbeenderen, hadden ieder een massa kleine gesloten hoorns en kalebassen aan hun gordel hangen, en droegen elk een lange staf.

Hij likte hem schoon met zijn tong en stak hem weer in den gelen smeerboel op den bodem. Dit ging gemakkelijk en hij bleef zoo voortgaan, tot zijn vochtige poot slechts doppen en vermolmd hout ophaalde. Toen klom hij achterwaarts den boom weer uit en schuifelde het bosch in, terwijl hij een boeltje achterliet, treurig om te zien voor een spechtenmoeder.

Sy draegen het saet van de moeder in die doppen en uyt haer natuer brengen sy in 14 daegen volkomen moeders voorts, soodat de moeders aght daegen eerder volkoemen syn als de byen. D. Vr. Zyn er ock nogh ander sort van byen als de moeders ende byen?

De reden is ten eersten omdat de moer laem is, dat been of vluegel mankeert, vermiets dat desen verminkte moer haer saet of nieten niet uytdelt als het behoert; daerom maekt sy weynig of niets goeds. Ten tweede is de moer somtyds dol en werpt meer neeten als één in de doppen, dese moeren maeken eenighe goede en eenighe quaede broet.

Wouter kreeg alweer niets dan leege doppen en schillen, of althans dit verbeeldde hy zich omdat-i nog niet geleerd had er zyn er meer zoo! z'n ontmoetingen op 'n afstand te zien. Wat ons in oudheid belangryk, of in middeleeuwen romantisch voorkomt, is eenmaal gewoon geweest. Ja, jongeheer, 'n vondeling, ging Styntje voort, en ieder mag 't weten.

Een viertal andere klanten waren in de herbergzaal aanwezig, zwijgend, met de pijp in de mond en spotachtige blikken, schuins op hun stoelen gezeten. In een hoek zat bazin Vleurick, Eulalies moeder, een dikke, zestigjarige vrouw met wijd van elkander staande ogen, wat aan haar blik een verdwaalde uitdrukking gaf, erwten te doppen.

Als een straatvlam een rij in het gezicht sloeg, kon hij zien hoe verlept zij waren, uitgebrand ook zij; in de lijnen en gelaatsgroeven, zieltoogden de dronkenschap en de pret-passie, de oogleden waren dik gezwollen, als doppen om de puilende oogen; onophoudelijk knipten zij ze toe.

Het joodje in lichtschuwe wachting, keek door 't raam, naar de doppen, riep met zwakke brutaalheid: "... Meneer!... Meneer!... Hèllept u me effetjes!"... "... Morrege", zei Klaroen: "'k Heb geen klein geld"... "... Die meneer is geen luis rijk...! 't Is 'n flessetrekker!" , lawaaide Hes, schurkend van pret. "Meneer, meneer, 'k ken nog wadde verdiene messchien", klaagde 't joodje, benepen.

Wouter erkende dat-i smaak vond in de parfait-amour uit de steeg die-n-i niet passeeren mocht omdat-i te groot geworden was om zich welstaanshalve te onthouden van "erg". En 't winkelmeisje van Satan schonk hem nog eens in. De glaasjes waren zoo klein, zei ze, ware notendoppen! Nu ja... doppen van zeer groote noten dan.