United States or Norfolk Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


In Zwitserland, in het kanton Bazel, is de koraallaag bedekt met eene wel is waar weinig belangrijke steenkoollaag, maar die er toch op wijst, dat daar een vastland aanwezig was; in het westelijk gedeelte der Jura waren de koraaleilanden bedekt met planten, zooals men zien kan uit de aanwezigheid van schoone bladeren van cycadeën.

Frankrijk was toen met Engeland verbonden, en daar waar thans de golven van het Kanaal rollen, strekte zich een vastland uit, met meren bedekt, die aan hunne oevers eenen rijken plantengroei bezaten, waarbij cycadeën, varens, naaldboomen de overhand hadden, en die bewoond waren door groote, grasetende, kruipende dieren, vooral iguanodons, en door buideldieren.

Indien wij op het aantal families letten, dan zien wij, dat dit op een warm klimaat wijst; wij herinneren o.a. aan de witte mieren en de kakkerlakken; de laatsten hebben veel meer overeenkomst met die der warme luchtstreken dan met de onze. Hetzelfde is met de planten het geval. De cycadeën en de groote boomvarens komen alleen in de verzengde luchtstreken voor.

Over den geheelen archipel, die toen bestond, waar nu Europa gelegen is, merkt men op, dat de plantengroei der kusten en lage streken van dien der heuvels en bergtoppen verschilt: beneden, de varens met breed ontwikkelde of fijn uitgesneden bladeren, de paardestaarten en de oorspronkelijke naaldboomen; boven, op de drogere en hooger gelegen plaatsen, de varens met schraal en hard loof, cycadeën en de reuzenconiferen, die de voornaamste boomen waren der wouden op de bergen.

Men ziet, dat in de azoïsche periode alleen hoogsteenvoudige cryptogamen, protophyten en wieren voorkwamen; dat in de primaire periode, het devonische tijdperk het aanzijn gaf aan de korstmossen, de bladmossen, de eerste varens, de wolfsklauwen en de paardestaarten, die zich vooral ontwikkelen in de steenkoolperiode; dat in die laatste periode ook de naaktzadige cycadeën ontstaan, die aan de varens grenzen, en in de permische periode de coniferen, die in de secundaire periode de overhand hebben.

De krekel en de kakkerlak der steenkoolperiode hebben de veranderingen der aarde overleefd en hebben daarbij hunne gewoonten en levenswijze behouden; wij vinden ze thans verscholen bij de bakkersovens of bij de fornuizen der oude keukens, zich warmend evenals ten tijde der steenkoolperiode en het tegenwoordige meel verslindend, zooals eertijds het meel der cycadeën en der paardestaarten.

Men kan dus den vorm der cycadeën volgen van de secundaire periode tot op onzen tijd: zij komen in zóó groote menigte voor, dat hare versteende vruchten, bladeren en geraamte overal worden teruggevonden. De cycadeën bereikten eene hoogte van tien tot twaalf meters: tegenwoordig zijn zij zelden hooger dan 1 meter. De boomachtige cycadeën zijn thans vervangen door de schoonere palmen.

In de omstreken van Lyon was een koraaleiland met een bosch van cycadeën, want men vindt hier en daar in die streek groote en schoone bladeren van dien boom. Wij hebben in fig. 247 een zeelandschap geteekend, dat een juist denkbeeld geeft van de koraaleilanden der Juraperiode en van het voorkomen der oude atollen van Frankrijk.

Maar geene enkele plant van die oude tijden was zoo merkwaardig als de reusachtige boomen, die thans uitgestorven zijn en bekend staan onder den naam van sigillaria's. Die boomen, die dikwijls eene hoogte van 40 meters bereikten, zijn de overgangsvormen tusschen de sporeplanten en de zaadplanten, want het zijn bijna reeds naaktzadige planten. Zij gelijken op de cycadeën en de coniferen.

De planten, niet meer uitsluitend gevoed door het water en den dampkring, behouden hare reusachtige afmetingen uit de steenkoolperiode en beginnen zich al meer en meer te splitsen; de cycadeën en coniferen treden op. Nog zijn er geene boomen met afvallende bladeren, daar er nog geene jaargetijden bestaan. De kruipende dieren krijgen op het vasteland de overhand.