Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juli 2025


Het tijdperk der sporeplanten opent de rij, om later gevolgd te worden door de zaadplanten. Onder de devonische fossielen heeft men overblijfselen gevonden, die behoord hebben tot paardestaarten van eene hoogte van 10 meters.

Bij dien vruchtbaren plantengroei kon men in de lauwe wateren, in de nauwelijks verrezen eilanden, in de vochtige wadden, de meest verschillende soorten ontdekken van sporeplanten, zooals paardestaarten en mossen. Zij vormden als het ware het weefsel der formaties, waarop de reusachtige paardestaarten groeien moesten.

Men gevoelt bij alle sporeplanten eene geheime verwantschap met de wieren, waaruit zij ongetwijfeld zijn voortgekomen; bijna alle moeten zij òf in het water leven òf hebben zij behoefte aan meer of minder vochtige lucht.

Geen bloemen, geen behaagzucht, geen welriekende geuren, geen wellust: minnarijen van weekdieren, schaaldieren, visschen. Maar de natuur verheft zich tot een poëtischer ideaal. Uit de sporeplanten komen de zaadplanten voort, evenals de gewervelde dieren uit de ongewervelde.

Het plantentype der steenkoolperiode is verdwenen, maar de "bedektzadigen", d.i. de planten, die alleen reeds 9/10 uitmaken van de tegenwoordige flora, zijn nog niet gevormd, behoudens enkele zeldzame éénzaadlobbigen. Men vindt bijna alleen sporeplanten en naaktzadigen, de eerste vertegenwoordigd door varens, paardestaarten e.a., de tweede door cycadeën en naaldboomen.

In de haven van Pillau wordt iedere eeuw eene massa van één millioen cubieke meters van die oneindige kleine wezens afgezet. Nauwelijks komen die gesteenten boven water, of andere sporeplanten maken zich er van meester: gewoonlijk zijn het korstmossen. Aan de rotsen vastgehecht, ontleden zij zelfs de hardste gesteenten.

Wij moeten echter opmerken, dat de sporeplanten oorspronkelijk waterplanten waren en nog altijd min of meer het water zoeken; nauwelijks wagen zich de hoogst ontwikkelde op droge plaatsen; de korstmossen sterven wel niet in de brandende woestenijen, maar leven daar slechts, als zij eenig vocht vinden.

Al die sporeplanten, groot en klein, leven, en dat leven is veel meer dan het onze de bron van het leven op aarde.

Te midden van de prachtige varens met hare fijn uitgesneden bladeren vindt men ook de kleinste sporeplanten, die zich onder het water verbergen of die door hare geringe afmetingen onzichtbaar zijn. Onder de sporeplanten vindt men de grootste en de kleinste planten. Men vindt er zóó kleine onder, dat men meer dan honderd millioen bijeen moet brengen, om het gewicht van één gram te bereiken!

Het plantenrijk was alleen vertegenwoordigd door sporeplanten, het dierenrijk door ongewervelde dieren. Onder al die planten geene enkele bloem, geene enkele vrucht, geen enkele werkelijke boom; geene roos, geene korenbloem, geene klaproos of winde; geen wilg, geen eik, geen berk of populier; niets van datgene, wat thans de schoonheid onzer landschappen uitmaakt.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek