United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


O, pardon; ik zie dat ik hier ook ongelegen kom. NORA. Welneen, heelemaal niet. Dokter Rank Mevrouw Linde. RANK. Och zoo. Een naam die hier in huis dikwijls genoemd wordt. Ik geloof dat ik mevrouw voorbij liep op de trap. MEVR. LINDE. Ja, ik loop heel langzaam een trap op; ik kan niet goed stijgen. RANK. Zoo? Is u niet goed in orde van binnen? MEVR. LINDE. Eigenlijk meer wat overwerkt.

Zou er een ster gebarsten en gevallen zijn? vraagde een derde sidderend. Welneen, als een ster valt gaat haar licht uit. Ik weet wat het is, riep een jonge man geruststellend. De herders hebben een leeuw gezien en een vuur aangestoken, om hem van de kudden af te houden. Ja, dat zal het zijn, zeide een buurman verruimd van hart. Er waren vandaag verscheidene herders in het veld.

Zij heeft evenwel geen enkele harer gewoonte afgelegd, zij slaapt en eet en wandelt op haar gewone uren. Iederen avond en iederen morgen gaat zij zelf den graaf vragen hoe 't hem gaat. "Wel, is het wat beter, mijn vriend?" "Zeker, veel beter, dankje wel, lieve Mathilde." "Als ge 't wenscht, zal ik bij u blijven." "Welneen, dat is niet noodig.

Heeft mijnheer Tönnesen een leelijke geschiedenis gehad? MEVR. RUMMEL. Och, welneen; dit is immers haar neef. Ik spreek van haar broer.... MEVR. HOLT. ... den verongelukten Tönnesen.... MEVR. RUMMEL. Johan heette hij. Hij ging naar Amerika.... MEVR. HOLT. Hij moest naar Amerika ... begrijpt u? MEVR. LYNGE. En had hij nu die leelijke historie?

»Ik ben meneer R.«, en hij noemde een welbekenden naam in Goes. Zoo, zoo, dus dat gelooft u! »Wat? gelooven? Welneen, dat weet ik zekerBest, meneer; bewijs u het mij dan maar. »Nu, dat kunt u in Goes op het stadhuis vernemen, dat ik ben«, en hij liet zijn twee of drie voornamen rollen door de coupé; die en die R., zoon van den ouden R. enzJawel, meneer; zeker.

Ik trok hem bij den arm, maar hij vervolgde: Wilt ge mij een eierstruif geven van zes en niet van acht eieren; snijd hem maar in twaalven; dan zal ik hem opeten, als ik thuis kom. Hoort gij hem, oom Gaspard? Ja, hij droomt. Welneen, hij is wakker. Hij praat onzin. Ik verzeker u, dat hij wakker is. Heila, meester! Wilt gij medeeten, Gaspard? Kom dan, maar ik zeg u, dat wij wind krijgen.

Ik zal je maar alleen laten met deze heeren daar ge zeker een ernstige zaak met hen te behandelen hebt." "Welneen," zei mijn meester, "blijf maar, jij bent niet te veel. Deze bescheiden grijsaard dien ge hier ziet, is een eerlijk man die mij geld leent tegen twintig procent." "Wat?" riep Centellès uit, "tegen twintig procent. Nu maar dan wensch ik je geluk dat ge in zoo goede handen zijt geraakt.

"Welneen, maar we merkten later dat ze de winkelkast opengebroken hadden.... en liepen naar binnen en begonnen ons allemaal met stokken te slaan, en naar buiten te duwen, en de trappen af te gooien, en de deur uit te jagen. De stoep hadden ze met boter besmeerd en we vielen allemaal naar buiten, en ze ranselden ons af, en het volk gooide met steenen en vuil.

MORTEN. Neen, daar heb ik niks geen lust in. HOVSTAD. Ja, maar, wat wil je dan worden mettertijd? MORTEN. Ik zou 't liefst viking worden. EJLIF. Maar dan zou je toch een heiden moeten zijn. MORTEN. Nou, dan zou ik een heiden kunnen worden. BILLING. Dat ben ik met je eens, Morten. Dat is net wat ik óók zeg. Welneen, mijnheer Billing, dat meent u niet.

Ik overtrof me zelf bij dien leuken snuiter. "Plots" ligt hij op de mollige vacht. Onder hevig angstgeschrei had hij zich voorzichtig laten afglijden en kermde nu of hij zoowat al zijn ledematen had gebroken. "En werd u niet boos?" "Boos? Welneen. Hij was in zijn recht, juist!