United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen hij dit op norschen, ontevreden toon gezegd had, ging de intendant heen en een voornaam jongeling, Antonio de Centellès, trad binnen. "Wat scheelt eraan mijn waarde," zei hij tot mijn meester. "Gij ziet er zoo bedrukt uit, er ligt een waas van toorn over uw gelaat, Wie heeft je in zoo'n slechten luim gebracht? Ik zou haast durven wedden dat het die vlegel is, die daar juist weggaat."

Ziehier hoe dat gaat. Ik kleed mij als saletjonker en neem zijn manieren aan, ga vervolgens naar de pantoffelparade, knipoog tegen alle dames die ik zie, totdat ik er eene ontmoet die op mijn wenken antwoordt. Deze volg ik dan en ik zie haar te spreken te krijgen. Ik stel mij voor als don Antonio Centellès en vraag een rendez-vous met haar.

Gij hadt moeten zien hoe wij telkens weer op, elkaars gezondheid dronken, terwijl wij elkaar bij den naam van onze meesters noemden. De bediende van don Antonio noemde dien van Ferdinand Gamboa en de bediende van don Fernando noemde dien van don Antonio Centellès.

"Gij hebt gelijk," riep Centellès uit; "de woekeraars zijn brave lieden die men niet voldoende kan achten en ik wil daarom ook dezen hartelijk vaarwel zeggen, vooral omdat hij tegen slechts twintig procent leent."

"Wat mij betreft," zei Centellès, "ik heb mijzelf gisterenavond een nieuw genoegen verschaft, want ik houd veel van afwisseling. En men moet zijn genoegens wel eens varieeren wil men het leven aangenaam maken. Een van mijn vrienden nam mij mede naar een inner der belastingen, die voor den staat de zaken behartigt. Ik zag er veel weelde, goeden smaak en het maal leek mij bijzonder goed toebereid.

Ten zeerste voldaan, dat hij nu weer geld had, zei hij op vroolijken toon tot don Antonio: "Wat zullen wij vandaag doen, laten we daar nu eens over spreken." "Ziezoo, nu spreek je nog eens als een verstandig mensch," antwoordde Centellès, "welja laten we het daar eens over hebben." Terwijl zij hierover aan het praten en overleggen waren kwamen twee andere heeren binnen.

"Dat geloof ik best," riep Centellès uit, "ik zie onzen bourgeois nog in het armenhuis belanden. Kom, don Mathias," ging hij voort, "laten wij eens nader kennis met dien man maken en er het onze toe bijdragen om hem van zijn geld af te helpen."

Ik zal je maar alleen laten met deze heeren daar ge zeker een ernstige zaak met hen te behandelen hebt." "Welneen," zei mijn meester, "blijf maar, jij bent niet te veel. Deze bescheiden grijsaard dien ge hier ziet, is een eerlijk man die mij geld leent tegen twintig procent." "Wat?" riep Centellès uit, "tegen twintig procent. Nu maar dan wensch ik je geluk dat ge in zoo goede handen zijt geraakt.

Toen mijn meester als gewoonlijk om twaalf uur opstond, kleedde hij zich aan en ging uit. Ik volgde hem natuurlijk en wij begaven ons naar don Antonio Centellès, bij wien wij een zekeren don Alvaro d'Ancuna aantroffen. Nadat de drie jonkers elkaar hadden begroet, zei Centellès tot mijn meester: "Verduiveld, don Mathias, je komt of je geroepen bent!

"Wat vertelt gij mij daar?" vroeg Aurora. "Welke zeden! Maar ben je er wel zeker van?" "O, ik twijfel er niet aan, mevrouw. Een bediende, die vanmorgen uit zijn dienst is ontslagen, heeft 't mij verteld en bedienden zijn zeer oprecht, wanneer zij het hebben over de gebreken van hun meesters. Bovendien gaat hij om met don Alexio Segiar, don Antonio Centellès en don Fernando de Gamboa."