United States or Chile ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij leerde dat niemand in hare ingewanden mocht wroeten om goud of zilver of edelgesteenten, waar nijd aan kleeft en liefde van vliedt. Om uwe meisjes en vrouwen te sieren, zeide hij, geeft haar de rivier water genoeg.

De oceaan die kookt en ziedt, Spreidt z'n schuim in wild gebruis, Gillend of met snelheid vliedt Vooglen vlucht naar veilig thuis. Tegnér, Frithiof-sage.

Drie jaren zwarte nacht en eindelijk een zonnestraal! Een schipbreukeling en eensklaps land. In zulke oogenblikken vliedt de slaap. Gedragen op de vleugelen der hoop vloog hij in zijne verbeelding verre vooruit. Vergeten alle kommer en verdriet, have en goed terug- gekregen, moeder en zuster weer bij hem dat waren de hoofdgedachten, die hem tot den gelukkigsten mensch maakten.

Zijn blikken zijn als vuur, verzengend het slechte en leelijke, de schoonheid schittert hem teegen waarheen hij schouwt. Hij gaat door de droeve straten, de vuile achterbuurten. maar de zwaarmoed smelt voor zijn oogen als ijzel. Waar hij zijn hand oplegt, daar vliedt de doodsvrees, het leeven wordt gesterkt en het geluk ontbloeit.

En dan, wijl ik voor eigen zwakheid zwicht, Kom 'k bleek, ontdaan, van alle kracht begeven, Tot u, of me ook ùw blik genezing biedt. Haar zoo ik opzie tot uw zoet gezicht, Begint nog smartlijker mijn hart te beven, En 'k voel hoe 't leven uit mijn adren vliedt.

De Schoone aanschouwt haar met een blik zoo teer, Dat in mijn ziel de Liefde rasch ontwaakt, Wijl 't is of zij haar ware Vrouwe ziet, Maar zuchtend keert ze in 't harte weer, geraakt Ten doode door de scherpgepunte speer Die haar de Schoone nawerpt zoo zij vliedt. Aan Dante, naar aanleiding van diens lichtzinnige levenswijze na den dood van Beatrice.

Ja, vliedt, maar door mijn bloed, als u mijn arm ontvall', Niet eer! Wat ducht ge? Een zwerm van hardgespitste rieten! Jaagt die den schrik in 't hart van moedige Arbalieten? Ontzinden! Is 't de pijl, of is 't de zwakke hand Die ze afzendt, die uw kracht ter nederploft in 't zand? Die, waar ge uw knotsen velt in onbedwingbare armen, Hun tengre leden voor uw aanval kan beschermen?

Maak, dat gij henen komt en vliedt! riepen de ridders en zij sloegen de jonkvrouw met hunne geesels, zoodat zij gilde naar den wijden hemel toe. Of, bij al dat God geleesten mag, deze zal uw doemsdag worden! Wat hebben wij met uwe sermoenen van noode? Laat die jonkvrouw met goede! riep Gawein, van woede buiten zichzelven. Of wacht u jegen mijn speer!

EERSTE ELF. Booze slangen, schuifelt niet! Weg, gij egels, scherp van pin! Hagedissen, padden, vliedt! Wijkt van de Elfenkoningin! KOOR. Nachtegaal, stem met ons in, Zing hier: suja, slaap nu in! Suja, suja, slaap nu in; suja, suja, koningin! Booze macht, Noch tooverkracht Naadre de Elfenkoningin! Suja, suja, slaap nu in! TWEEDE ELF. Langgebeende spinnen, vlucht! Hommels, motten, muggen, voort!

't Lieve kind, zelfs in den slaap Vliedt zij de' ongelikten knaap. Op uw oogen, barre beer, Stroom' dit krachtig bloemsap neer; Als ge ontwaakt, de liefde moog' Sluimring weren van uw oog. Wordt nu wakker, 'k laat u vrij; Oberon verlangt naar mij. HELENA. Toef, toef, Demetrius, dood mij veeleer. DEMETRIUS. Ga, zeg ik u, en kwel mij zoo niet meer.