United States or Costa Rica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik wilde slechts zeggen, dat een soldaat kenbaar is aan zekeren geestesafwezigen, starren blik. Hiermede is slechts de soldaat binnen-de-kazerne bedoeld; zijn blik is als die van chauffeurs, die van achter hun stuur vreemdstrak in vage verten kunnen staren. Dat is de blik van den afwachtende, voor wien de perspectieven eindeloos, en tegelijk zoo benauwend eng òpdringend zijn.

Het was een duistere avond geworden. Geene maan, geene starren. Het zwerk, van glanzen moe, had al zijne oogen geloken om morgen weer des te stralender neer te blikken op de frisch bedauwde aarde. Alles lag ter ruste; geen lichtje te bespeuren, dan de groenachtig gloeiende stippen der glimwormen in het ras, en ver in de diepte, op het watervlak, de fakkel van eenen visscher.

Het was nog vroeg. Nauwelijks halfelf. Op den Vijverberg zweefde de koele adem van den nachtwind. Boven het Binnenhof tintelden millioenen starren, de licht gerimpelde oppervlakte van den Vijver weerkaatste ze hier en daar. Onder de lindenlaan aan den waterkant te wandelen, was nu een waar genot.

Maar verliefd en met bewondrende oogen, Staarden al de meisjens op den dappre, Die zoo heerlijk uitstak boven de andren, Als een hooge pijnboom boven struiken, De oogen schittrend met den glans der starren, En het voorhoofd wolkloos als de hemel, En de lokken golvende om zijn schouders, Als een stroomval in de zonnestralen!

Gy sluit ze, en al wat is, stort ijlings in vernieling! De Duivlen siddren, en het Englendom ontzet, Waar heen Ge uw opslag wendt, die bliksemend verplet. De Cherubijn bedekt het aanzicht voor den luister Des zetels dien Gy drukt, omvloeid met vlammend duister. De starren wandlen op uw wenken. Dag en nacht Eerbiedigen uw wet.

Hij bemerkte, dat nog twee salons, evenzoo blakend van licht, zich bij deze zaal aansloten, en dat eene tamelijk groote menigte dames en heeren de laatsten verreweg in de meerderheid over dit terrein was verspreid. Bij den schoorsteen stond de gastheer, Baron Van Berenvelt, in ernstig gesprek met twee der Belgische gasten, beiden in gala-uniform, beiden overdekt met kruisjes en gulden starren.

De wereld rondom deed zich op als een uitgestrekt duister land vol drukke mannen en vrouwen, in de stille bergen waar de starren schenen, waakte een zwerver bescheiden aandachtig bij een lieve slaapster. De luisterrijke nacht was wonderlijk bezield, hij rilde van koude en wist, dat het oogenblik vergankelijk was.

En zoo zag hij steeds wat hij hebben wou, En nooit zag hij wat hij had, En hij dacht eerst hoe hij het minnen zou Als hij het niet meer bezat. En dan ging hij door der nachten schijn, Met de starren boven zijn hoofd, En zijn hart zong, dat het daar zou zijn, Maar hij heeft het niet geloofd.

Zij nam hem bij de hand, leidde hem door de heimnisvolle gangen, door afgronden en over rotsblokken, tot aan de poort van haar onderaardsch verblijf. Hier nam zij afscheid en sprak op zachten toon. «Vaarwel, heer ridder, leef lang en gelukkigEensklaps goot de morgenzon een schat van zilveren starren over het donkere harnas van den stroom.

In nadenken verzonken zit zij daar en tuurt mijmerend in het blauwe verschiet. Dan ziet ze naar den vloed onder haar en een schitterend oogenpaar rust lang in den starren blik van den jongeling. Haar oogen gelijken een paar zonnen, waarvan een verterend vuur uitgaat. Een lichte rilling gaat door het lichaam van den jongeling.