United States or Saudi Arabia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daarom vinden wij onvermijdelijk bij alle rassen die handelingen waardoor menschen leven, als goed aangemerkt en wij zien hooge goedkeuring geschonken aan hem, die het best die handelingen volbrengt. In de jacht- en vischperiode werd de beste jager en de beste visscher ook als de beste man, door zijn stam geprezen en geëerd.

"Stervelingen mogen al hun beloften breken", zoo sprak zij, "maar bij de Hemelsche Wezens zijn bedrog en onoprechtheid niet bekend". Na het hooren van die woorden schaamde zich de visscher vreeselijk, en zonder een woord te antwoorden, gaf hij het meisje het kleed van veeren terug. Het Gezang van het Maanmeisje.

De Grauwe Visscher is niet zoo schuw als onze IJsvogel. Hij gevoelt zich veilig in zijn vaderland; hij weet, dat hij den Egyptenaar vertrouwen kan en van hem niets te vreezen heeft. De gemeenzaamheid van dezen in vele opzichten merkwaardigen Vogel met den mensch is voor den vreemdeling een hoogst verrassend schouwspel.

Vroeger schreef de wet een tusschentijd van tien jaren voor; maar toen de zedelijkheid daaronder leed, werd de bepaling verzacht. De zoon van den visscher wordt visscher. Van den leeftijd van vijftien jaar af kent hij volkomen de kunst van 't ophalen der volle netten, het omgaan met de zeilen en de beheersching van het roer.

De vangst van versche visch houdt op met het einde van den zomer en maakt plaats voor de haringvangst tot in December. Daarna is de tijd der gedwongen werkstaking daar, en daar de visscher zelden zich eenigen welstand heeft kunnen verwerven, ontstaat er groote armoede en ellende, die door de autoriteiten moet worden weggenomen door geregelde ondersteuning.

S. L. Vellinga, Deurwaarder te Bergum. A. W. Vermeij, Predikant te Exmorra en Allingawier. Dr. L. G. Visscher, Hoogleeraar te Utrecht. W. W. Visser, Koopman te Gaastmeer. Mr. C. L. Vitringa, Burgemeester en Notaris te Nunspeet. J. J. van Vollenhoven, Predikant te Utrecht. H. W. A. Voorhoeve, te Rotterdam, voor een Leesgezelschap. Mr. R. IJ. Warmolts, Advokaat te Leeuwarden. Is.

Een uur lang hadden de heer Visscher en zijn jager werk gehad om hem te bevrijden; en zelfs zou hun dit met de grootste inspanning naauwlijks gelukt zijn, had daar niet eene verlaten aak gelegen, aan de plegt met zeildoek overspannen, onder welk afdak een zorgvuldig zanddelver zijn gereedschap verborgen had. Met behulp dier werktuigen ontgroeven zij hem.

En zóó vaarde hij over het ruischende water en door het ruischende land, en hij wrikkelde maar vooruit, en zong kijkend over de natte velden: "Het regent, regent, jongens nu is het weder frisch. Ja! roept men door het venster dat regen welkom is!" In dat heerlijke waterlawijd was er nergens een mensch, ja toch één, een visscher, weggedoken in lederen overjas, aan 't hengelen.

Freule Steinmetz is eene allerbeminnelijkste oude vrouw, die jonge meisjes niet-alleen niet haat, maar een bepaald zwak voor haar heeft. Zij zal het als een voorregt beschouwen, jufvrouw Visscher te kunnen herbergen. Belooft gij mij, de zaak bij uzelven rijpelijk te zullen overleggen? Ik verzeker u, dat het mij een pak van het hart zal zijn." "Al hetgeen ik beloven kan, beloof ik.

Had de oude Visscher op dat oogenblik in André's gemoed kunnen lezen, hij zou gejuicht hebben. "Heb ik het u niet gezegd, jong mensch van den tegenwoordigen tijd? Hij was een dichter! En die dat medaljon geteekend heeft, niet minder. Konventioneel, niet waar? die twee handen, te voorschijn komend uit manchetten van tabaksrook, zou men meenen. Mythologisch, fantastisch, hybridisch, al wat gij wilt.